In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die asiel aanvragen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen volgens de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om aanhouding van de overdracht totdat op hun beroepen is beslist. De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken gelijktijdig behandeld op 16 januari 2023.
Eisers hebben aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen advies heeft gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) met betrekking tot de gezondheidssituatie van eiseres 1 en eiseres 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 2 onder specialistische behandeling staat en dat de overdracht aan Zweden een ernstige invloed heeft op haar mentale toestand. De rechtbank oordeelt dat verweerder het risico op een verslechtering van de gezondheidstoestand van eisers had moeten laten onderzoeken door het BMA. Hierdoor is er sprake van een zorgvuldigheidsgebrek en een motiveringsgebrek.
De rechtbank verklaart de beroepen van eisers gegrond en vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De verzoeken om voorlopige voorziening worden afgewezen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 5.859,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.