In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 1 juni 2023 buiten behandeling was gesteld. Op 30 juni 2023 werd het voornemen tot beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de eiser kenbaar gemaakt, waarop hij zijn zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op verlenging van zijn verblijf in Nederland op basis van zijn huwelijk met een Oekraïense vrouw. De rechtbank oordeelt dat het besluit van de staatssecretaris niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat niet is ingegaan op het standpunt van eiser. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij eerst schriftelijk een standpunt aan eiser moet worden kenbaar gemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.