ECLI:NL:RBDHA:2023:18646
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander uit Oekraïne
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse verzoeker die tijdelijk bescherming zocht in Nederland. De verzoeker had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Europese Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 7 november 2023, waar zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerd beroep (NL23.24985). Aangezien de rechtbank in dat beroep al een beslissing had genomen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De zaak betreft de toepassing van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, die beide betrekking hebben op de tijdelijke bescherming van ontheemden in het geval van massale toestroom, in dit geval van Oekraïense ontheemden.