ECLI:NL:RBDHA:2023:18635
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot teruggave van in beslag genomen voertuigen in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) de in beslag genomen auto en camper aan hem zou teruggeven. De inbeslagname vond plaats op 11 mei 2023 in het kader van een onderzoek naar de overtreding van de Opiumwet. [eiser] had eerder een klaagschrift ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, die op 11 augustus 2023 had geoordeeld dat de inbeslagname onterecht was en de teruggave van de voertuigen had gelast. Het Openbaar Ministerie heeft echter beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing, wat schorsende werking heeft. Hierdoor was de Staat niet verplicht om de voertuigen terug te geven totdat er op het cassatieberoep was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] niet aannemelijk had gemaakt dat het cassatieberoep geen kans van slagen had en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid door de Staat. Bovendien was [eiser] niet in staat om aan te tonen dat hij een spoedeisend belang had bij de teruggave van de voertuigen, aangezien hij niet had onderbouwd dat hij en zijn vriendin niet over andere vervoermiddelen beschikten. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de schorsende werking van een cassatieberoep en de voorwaarden waaronder een voorzieningenrechter kan ingrijpen in een strafvorderlijk beslag. De rechter concludeerde dat de Staat in redelijkheid had kunnen besluiten om het beslag te handhaven totdat er op het cassatieberoep was beslist.