ECLI:NL:RBDHA:2023:18634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/09/644333/KG RK 23-360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in echtscheidings- en OTS-zaken met niet-ontvankelijkheid van verzoekster

Op 27 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat betrekking had op de rechters die betrokken waren bij haar echtscheidingszaak en de ondertoezichtstellingen (OTS-zaken) van haar kinderen. Het verzoek tot wraking was niet-ontvankelijk verklaard voor de rechters van de wrakingskamer, omdat er al een einduitspraak was gedaan op een eerder wrakingsverzoek. Ook voor de OTS-zaken was het verzoek niet-ontvankelijk, aangezien daar eveneens al een einduitspraak was gedaan. Voor de echtscheidingszaak werd overwogen dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ingediend, wat verplicht was in deze procedure. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek evident niet toewijsbaar was, omdat het was gebaseerd op procedurele beslissingen en niet op concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/50
zaak- /rekestnummer: C/09/644333 / KG RK 23-360
Beslissing van 27 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mrs. C.S.F. de Nijs, C.L. Strop en K.M. Crooij-Heijns,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de familierechters
en
mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters van de wrakingskamer
en/of:
de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Op 14 maart 2023 werden diverse zaken waarin verzoekster partij is ter zitting van de familierechters behandeld. Dit betrof een gecombineerde behandeling, van zowel twee verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstellingen van de kinderen van verzoekster (zaken met nummers C/09/642724 / JE RK 23-298 en C/09/642727 / JE RK 23-299, hierna: de OTS-zaken) als de behandeling van een echtscheidingsprocedure (zaken met nummer C/09/586410 / FA RK 19-9971 (scheiding) en C/09/630970 / FA RK 22-3866 (verdeling), hierna gezamenlijk: de echtscheidingszaak).
1.2.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het proces-verbaal dat in de zaak met nummer C/09/586410 / FA RK 19-9971 van deze zitting is opgemaakt. Uit dit proces-verbaal en de daaraan gehechte door de griffier gemaakte aantekeningen van de zitting, blijkt het volgende:
  • De vrouw is niet zelf ter zitting verschenen, namens haar is wel haar advocaat, mr. J. de Koning te Lisse, verschenen.
  • Na de opening van de zitting is door de voorzitter aangegeven dat eerst de OTS-zaken worden behandeld.
  • De advocaat van de vrouw heeft vervolgens laten weten dat zij in de OTS-zaken niet voor de vrouw optreedt en heeft de zaal verlaten.
  • Vervolgens zijn de OTS-zaken behandeld en is in die zaken mondeling uitspraak gedaan.
  • De zitting in de OTS-zaken is om 10.01 uur gestart en om 10.53 uur, na een korte schorsing, gesloten. De zitting in de echtscheidingszaak is om 11.15 uur geopend.
  • Tijdens de schorsing tussen de behandeling van de OTS-zaken en de echtscheidingszaak hebben de rechters kennis genomen van een door de vrouw per e-mail ingediend wrakingsverzoek. Hierna is de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer.
  • In de zittingsaantekeningen van de griffier staat dat de advocaat van verzoekster heeft verklaard dat haar cliënt wil dat zij een wrakingsverzoek indient, maar dat zij daar niet achter staat.
1.3.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de OTS-zaken en de echtscheidingszaak. Daarnaast heeft de wrakingskamer de beschikking over het dossier van een eerder door verzoekster ingediend wrakingsverzoek (met nummer C/09/638192 / KG RK 22-1362).
1.4.
De wrakingskamer heeft verder kennis genomen van e-mails van verzoekster van:
  • 14 maart 2023 om 10.03, met bijlage. In de e-mail schrijft verzoekster dat zij te laat op de zitting verschijnt, dat zij alvast haar wrakingsverzoek op hoofdlijnen toezendt en dat zij hoopt alsnog ter zitting te verschijnen;
  • 14 maart 2023 om 13.18 uur;
  • 14 maart 2023 om 17.43 uur, met bijlage. In de e-mail schrijft verzoekster dat bij de e-mail van die ochtend de verkeerde bijlage was gevoegd en dat zij alsnog de ‘juiste en beste’ versie van het wrakingsverzoek stuurt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Alleen de bijlage van voormelde e-mail van 14 maart 2023 om 17.43 uur bevat een wrakingsverzoek.
2.2.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in onder 1.1 vermelde zaken. In de OTS-zaken zijn door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstellingen van de kinderen van verzoekster ingediend. [belanghebbende] is – als vader van de kinderen – als belanghebbende betrokken in de OTS-zaken. De echtscheidingszaak heeft betrekking op de echtscheiding tussen verzoekster en [belanghebbende] .
2.3.
Daarnaast strekt het verzoek – zo begrijpt de wrakingskamer – tot wraking van de hiervoor vermelde rechters van de wrakingskamer, en/of alle rechters van de wrakingskamer. De hiervoor vermelde rechters van de wrakingskamer hebben bij beslissing van 30 november 2022 beslist op een door verzoekster, door tussenkomst van haar advocaat, op 15 november 2022 ingediend verzoek tot wraking van mr. De Nijs voornoemd in de echtscheidingszaak. In de beslissing van 30 november 2022 is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek.
2.4.
Hetgeen verzoekster aan haar verzoek ten grondslag legt zal hierna, voor zover relevant, worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Voor zover het verzoek zich richt tegen de drie rechters van de wrakingskamer die hebben beslist op het wrakingsverzoek van 15 november 2022 is het niet-ontvankelijk. Deze wrakingskamer heeft naar aanleiding van het eerste wrakingsverzoek einduitspraak gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak waar het wrakingsverzoek in wordt ingediend. Voor zover het verzoek zich richt tegen (alle rechters van) de wrakingskamer in het algemeen, is het verzoek ook niet-ontvankelijk. Een verzoek tot wraking kan zich op grond van de wet alleen richten op de rechter die een zaak behandelt. Wraking van een heel college (de hele wrakingskamer) is niet mogelijk.
3.3.
Voor zover het verzoek is ingediend in de OTS-zaken is het ook niet-ontvankelijk, omdat ook in de OTS-zaken al einduitspraak is gedaan.
3.4.
Voor zover het verzoek is ingediend in de echtscheidingszaak overweegt de wrakingskamer het volgende. In de echtscheidingszaak moet verzoekster zich verplicht laten vertegenwoordigen door een advocaat. In zulke zaken moet een wrakingsverzoek, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ook worden ingediend door een advocaat. Het verzoek is niet door een advocaat ingediend en uit de verklaring van de advocaat van verzoekster ter zitting van 14 maart 2023 blijkt ook dat zij niet achter het indienen van een wrakingsverzoek staat. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om verzoekster in de gelegenheid te stellen haar wrakingsverzoek alsnog door tussenkomst van een (andere) advocaat in te laten dienen. De reden hiervoor is dat het verzoek ook op inhoudelijke gronden evident niet toewijsbaar is.
3.5.
Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag het handelen van de familierechters in de periode tussen 16 november 2022 en de afgelopen 1,5 week. Het gaat volgens verzoekster met name om de omstandigheid dat zij pas op 28 februari 2023 heeft vernomen dat de OTS-zaken zouden worden gecombineerd met de echtscheidingszaak en dat zij – en de kinderen – als gevolg van afwezigheid (in verband met vakantie) pas op 6 maart 2023 kennis hebben kunnen nemen van de verzoekschriften met toelichting in de OTS-zaken. Volgens verzoekster is de echtscheidingszaak complex geworden, en loopt er volgens haar heel veel mis, onzorgvuldig en onrechtmatig. Verzoekster vindt het verbijsterend dat er op zo’n korte termijn desondanks door de familierechters is besloten om de OTS-zaken gelijktijdig te behandelen in een gecombineerde zitting met de echtscheidingszaak.
3.6.
De enige concrete omstandigheid die verzoekster aanvoert ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek is dat de rechters hebben besloten dat de OTS-zaken in een gecombineerde zitting met de echtscheidingszaak behandeld zou worden en de termijn waarop de behandeling van de OTS-zaken is gepland. Dit is echter een rechterlijke procedurele of tussenbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke procedurele of tussenbeslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de procedurele of tussenbeslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de procedurele of tussenbeslissing, niet toewijsbaar is.
3.7.
Voor het overige legt verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden die zouden onderbouwen waarom de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan het wrakingsverzoek ten grondslag. Gelet hierop voldoet het verzoek niet aan de vereisten van de wet zoals onder 3.1 omschreven en is het ook daarom niet toewijsbaar.
3.8.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.9.
Dit is het tweede wrakingsverzoek van verzoekster. Mede gelet op de inhoud van het onderhavige wrakingsverzoek is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster het middel van wraking gebruikt voor een ander doel waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk, voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de drie rechters van de wrakingskamer, alle rechters van de wrakingskamer en voor zover het betrekking heeft op de OTS-zaken;
4.2.
wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
4.3.
bepaalt dat de behandeling van de echtscheidingszaak (zaken met nummer C/09/586410 / FA RK 19-9971 (scheiding) en C/09/630970 / FA RK 22-3866 (verdeling)) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • mr. J. de Koning te Lisse;
  • [belanghebbende] , p/a zijn advocaat, mr. N. Bevelander te Amsterdam;
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de familierechters;
  • de drie rechters van de wrakingskamer.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, M. Kramer en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.