Op 27 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat betrekking had op de rechters die betrokken waren bij haar echtscheidingszaak en de ondertoezichtstellingen (OTS-zaken) van haar kinderen. Het verzoek tot wraking was niet-ontvankelijk verklaard voor de rechters van de wrakingskamer, omdat er al een einduitspraak was gedaan op een eerder wrakingsverzoek. Ook voor de OTS-zaken was het verzoek niet-ontvankelijk, aangezien daar eveneens al een einduitspraak was gedaan. Voor de echtscheidingszaak werd overwogen dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ingediend, wat verplicht was in deze procedure. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek evident niet toewijsbaar was, omdat het was gebaseerd op procedurele beslissingen en niet op concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.