ECLI:NL:RBDHA:2023:18627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.24420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake ingebrekestelling en verzoek om dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 5 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris heeft eiseres op 7 februari 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Echter, op 6 april 2023 heeft zij deze ingebrekestelling ingetrokken. Op 25 augustus 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft op 12 september 2023 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de intrekking van de ingebrekestelling door eiseres voor haar eigen rekening en risico komt. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, aangezien de intrekking van de ingebrekestelling niet kan worden teruggedraaid. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de rechtbank houdt in dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en het verzoek om vaststelling van de verbeurde dwangsom wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24420
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Salim).

Procesverloop

Eiseres heeft op 5 juli 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 7 februari 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 6 april 2023 de ingebrekestelling ingetrokken en op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft op 12 september 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval heeft eiseres op 7 februari 2023 een ingebrekestelling gestuurd. De ingebrekestelling is op 6 april
2023 echter ingetrokken. De intrekking van de ingebrekestelling is in de brief van 14 juni 2023 door eiseres nogmaals bevestigd. De intrekking komt naar het oordeel van de rechtbank voor eigen rekening en risico van eiseres. Achteraf terugdraaien van die beslissing is niet mogelijk. Dat betekent dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, kan de rechtbank de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom niet vaststellen. Dit volgt uit artikel 8:55c van de Awb.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 wijst het verzoek om vaststelling van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.