ECLI:NL:RBDHA:2023:18620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/09/647080/KG RK 23-583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke ongegrondheid en misbruik van wrakingsmiddel

Op 19 mei 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. A.D. van Riel, de rechter in de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een niet verleend uitstelverzoek voor een zitting in de hoofdzaak, waarin verzoekster beroep had ingesteld tegen een beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. Verzoekster stelde dat de rechter niet adequaat had gehandeld door de zitting te plannen terwijl zij had aangegeven niet beschikbaar te zijn. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectieve omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de redenen die verzoekster aanvoerde onvoldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig zou zijn. Bovendien werd vastgesteld dat het niet verlenen van een uitstelverzoek een procedurele beslissing is en geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer merkte op dat verzoekster in het verleden al meerdere keren wrakingsverzoeken had ingediend, vaak vlak voor zittingen, wat leidde tot de conclusie dat zij misbruik maakte van het wrakingsmiddel. Daarom werd besloten dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/63
zaak- /rekestnummer: C/09/647080 / KG RK 23-583
Beslissing van 19 mei 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. A.D. van Riel,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 mei 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/5048 (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Dit beroep is bij uitspraak van 22 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak. Op 10 mei 2023 om 10.15 uur zou het verzet ter zitting van de rechter worden behandeld. Deze zitting is niet doorgegaan, omdat verzoekster diezelfde ochtend, voor aanvang van de zitting, het wrakingsverzoek heeft ingediend.
2.2.
Het wrakingsverzoek heeft de volgende inhoud:
“Hierbij moet ik de rechter die toezicht houdt op de zaak wreken omdat hij niet heeft gezorgd voor een adequate behandeling van de zaak.
Ik heb de rechtbank laten weten dat ik niet beschikbaar zou zijn, ook voor correspondentie, en heb de periode aangegeven. Dit werd genegeerd en het bleek dat de hoorzitting precies in die periode was gepland. Ik heb geleerd dat er vandaag een hoorzitting is uit het gesprek op maandag, hoewel ze het tijdstip van de hoorzitting niet heeft gespecificeerd. Ik heb gelijk over de situatie geschreven, en vandaag weer gebeld. Ik kreeg te horen dat de medewerker het uitstel verzoek beordelt en dat het uitstel verzoek werd verwerkt. Ze weigerde de redenen en de naam van de ‘medewerker’ die de aanvraag ‘beordelt’ te noemen, ondanks mijn herhaalde verzoeken. Ze zette me toen in de wacht om met iemand te praten, maar weigerde toen nog steeds de naam door te geven. Ze vertelde dat de reden waarom het uitstel niet werd verleend, is dat de hoorzitting meerdere keren is uitgesteld. Dit is echter niet het geval voor deze zaak en blijkbaar verwijst dit naar een ander dossier. Voor zover ik weet is het de eerste keer dat de zaak voor de hoorzitting is gepland. Het is duidelijk dat er nog steeds verwarring bestaat over de rechtszaken en verschillende dossiers die als ‘mix and match’ worden behandeld. Het werd verschillende keren onder de aandacht van de Rekenkamer gebracht, maar het probleem werd niet aangepakt. Ook werd onder de aandacht van de Rekenkamer gebracht dat de Rekenkamer systematisch niet de nodige informatie verstrekt.
De situatie is echter blijkbaar niet verbeterd. Het is niet duidelijk of de rechter door de ‘medewerkers’ naar behoren is geïnformeerd en naar het juiste dossier heeft gekeken, maar het is de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de rechter om zorg te dragen voor een adequate, eerlijke en onpartijdige behandeling, en ervoor te zorgen dat dossiers op orde gehouden en adequaat afgehandeld. Ik moet daarom wraak de rechter.
Tijdens de hoorzitting moeten alle gronden worden verstrekt. Tevens verzoek ik de wrakingskamer ervoor te zorgen dat de inzage voor de zitting wordt verstrekt.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat verzoekster de rechter onder meer wil wraken omdat een uitstelverzoek niet is verleend. Verzoekster stelt in dat verband dat haar is medegedeeld dat de reden dat het uitstelverzoek niet verleend is, is dat de hoorzitting al meerdere keren is uitgesteld. Dit is volgens verzoekster niet juist. Het is haar dan ook niet duidelijk of de rechter door de medewerkers naar behoren is geïnformeerd en of de rechter naar het juiste dossier heeft gekeken.
3.3.
Een beslissing op een uitstelverzoek is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Voor wat betreft de motivering geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde.
3.4.
De overige stellingen van verzoekster over de contacten rond het verzochte uitstel zijn onvoldoende geconcretiseerd om een grond voor wraking van de rechter te kunnen zijn. Zo valt bijvoorbeeld, zonder nadere onderbouwing, niet in te zien waarom het niet krijgen van de naam van een medewerker een aanwijzing zou opleveren om aan te nemen dat de rechter de zaak van verzoekster niet onpartijdig zal behandelen.
3.5.
Slotsom is dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoekster in eerdere procedures (met kenmerken SGR 19-3665, 19-3667 en SGR 20-1759) regelmatig wrakingsverzoeken heeft ingediend. In die procedures heeft verzoekster herhaaldelijk zeer kort voorafgaand aan een zitting (na afgewezen uitstelverzoeken) wrakingsverzoeken ingediend, waardoor de zittingen alsnog niet konden doorgaan, waarna verzoekster die wrakingsverzoeken heeft ingetrokken. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat verzoekster het middel van wraking gebruikt om alsnog uitstel van de zitting te bewerkstelligen. De handelwijze van verzoekster leidt tot de conclusie dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met kenmerk SGR 22/5048 niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak (de inspecteur van de Belastingdienst);
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.