ECLI:NL:RBDHA:2023:18611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.14037
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning regulier

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser heeft deze aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid te verblijven bij zijn partner. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 14 december 2022 niet in behandeling genomen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door de staatssecretaris ongegrond verklaard in een besluit van 4 mei 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, zijn partner en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet heeft voldaan aan het vereiste dat de aanvraag in persoon moet worden ingediend bij een IND-loket. Eiser is tweemaal niet verschenen op de uitnodigingen voor een afspraak bij het IND-loket.

Eiser heeft aangevoerd dat het vereiste voor hem niet geldt omdat hij vrijgesteld zou zijn van het mvv-vereiste op basis van het Besluit 1/80, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij aan deze vrijstelling voldoet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier, en is openbaar gemaakt op 17 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14037
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. A. Orhan),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser heeft deze aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid te verblijven bij zijn partner [partner].
1.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 14 december 2022 niet in behandeling genomen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 4 mei 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [partner] en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatsecretaris de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat eiser niet heeft voldaan aan een wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag.1 Eiser heeft namelijk niet voldaan aan het vereiste dat de aanvraag in persoon moet worden ingediend bij een IND-loket.2 De staatssecretaris heeft eiser tweemaal uitgenodigd voor een afspraak bij het IND-loket. Eiser is tweemaal niet verschenen en heeft
1. Artikel 4:5, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Artikel 3.99, tweede lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
dus ook de leges niet betaald.3 In de uitleg die eiser in de bezwaarfase heeft gegeven voor het niet verschijnen op de afspraken, heeft de staatssecretaris geen aanleiding gezien om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
6. Eiser voert aan dat het vereiste dat de aanvraag in persoon moet worden ingediend in zijn geval niet geldt. Dit vereiste geldt namelijk niet als de vreemdeling vrijgesteld is van het mvv-vereiste. Eiser heeft zijn aanvraag voor 1 oktober 2022 ingediend en is op grond van het Besluit 1/80 vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat hij familielid is van een Turkse werknemer.
7. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Eiser heeft in deze procedure niet met stukken aangetoond dat hij familielid is van een Turkse werknemer. Op de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij een huwelijksakte en een kopie van de identiteitskaart van zijn echtgenote ([partner]) heeft ingediend, maar de rechtbank heeft deze stukken niet aangetroffen in het dossier van de huidige procedure en bovendien zou eiser enkel met het indienen van deze stukken nog niet hebben aangetoond dat hij rechten kan ontlenen aan het Besluit 1/80. In de huidige procedure is dus niet gebleken dat eiser vrijgesteld is van het mvv-vereiste. Daarom geldt voor eiser het vereiste dat hij de aanvraag in persoon moet indienen bij het IND-loket. Nu eiser dit niet heeft gedaan, mocht de staatssecretaris eisers aanvraag buiten behandeling laten.
8. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris kan afzien van buitenbehandelingstelling en van het vereiste van indiening in persoon en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dat hier niet is gedaan.
9. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond evenmin slaagt. De staatssecretaris heeft de bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen als niet is voldaan aan een wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen ervan. De staatssecretaris heeft met het in rechtsoverweging 5 weergegeven standpunt voldoende gemotiveerd dat van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten,
griffier.
3 Artikel 24 van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met paragraaf B1/3.4.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.