Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker van Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 25 augustus 2023, waarin de staatssecretaris mededeelde dat het recht van de verzoeker op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 13 november 2023 behandeld, samen met een ander beroep (NL23.25928). Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in het andere beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat aanleiding gaf tot een proceskostenveroordeling. De totale vergoeding aan proceskosten is vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.