ECLI:NL:RBDHA:2023:18601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/09/648689/KG RK 23-743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter en niet-ontvankelijkheid wrakingsverzoek tegen griffier, rechtbank en rechtspraak

Op 21 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend op 2 juni 2023. Het verzoek was gericht tegen mr. I.D. Bellaart, de behandelend rechter in een andere procedure tussen verzoekster en OHRA Zorgverzekeringen N.V. Verzoekster stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet was onderbouwd met concrete feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. Daarom werd het wrakingsverzoek tegen de rechter afgewezen.

Daarnaast was er ook een verzoek tot wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek niet-ontvankelijk was, omdat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter. De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is voor een algemeen gebrek aan vertrouwen in het rechtssysteem zonder specifieke redenen die betrekking hebben op de behandelend rechter.

De wrakingskamer besloot verder dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/72
zaak- /rekestnummer: C/09/648689 / KG RK 23-743
Beslissing van 21 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gevolmachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. I.D. Bellaart,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 juni 2023, ter griffie van de wrakingskamer ontvangen op 7 juni 2023.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij brief van 2 juni 2023 heeft (de gevolmachtigde van) verzoekster een verzoek ingediend dat strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10316681 RL EXPL 23-2067 tussen verzoekster en OHRA Zorgverzekeringen N.V. (hierna: de hoofdzaak). In diezelfde brief heeft verzoekster ook verzoeken ingediend tot wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak.
2.2.
Het wrakingsverzoek heeft de volgende inhoud:
“Geachte heer/ mevrouw,
Op 6 juni 2023 tijdstip 11:00 uur vindt de dagvaarding plaats van mijn client [verzoekster] versus gerechtsdeurwaarders kantoor.
Uit de KvK gegevens blijkt dat gerechtsdeurwaarder [naam] niet bevoegd is. Hij heeft na gelaten zich in te schrijven voor KvK onder formulier 18 en 26. Hij handelt op persoonlijke titel en is een functionaris. Onlangs geleden is er een artikel gepubliceerd onder kamerstuk 32520.
Wet normalisering rechtspositie ambtenaren.
Alle personen die handelen onder persoonlijke titel worden strafrechterlijk vervolgd. Dit geldt ook mede voor [naam] Gerechtsdeurwaarder.
Gerechtsdeurwaarders hebben per 1 januari 2020 geen bevoegdheden meer, het zijn functionarissen zonder rechtspositie. Dit betekent dat zij onbevoegd zijn of tewel tekenonbevoegd.
De vragen die door mijn client gesteld werden aan eiser, heeft [naam] gerechtsdeurwaarder geen bewijs geleverd,
1. Een factuur is alleen rechtsgeldig wanneer blijkt dat er tussen partijen overeenkomst ten grondslag ligt. Tussen de partij ontbreekt ieder spoor van enige contractuele overeenkomst met een natte autograph van alle partijen.
2. Waaruit blijkt dat mijn cliënt haar wilsverklaringen (artikel 3:33 BW) [naam] en overlegd met hun natte autograph.
3. Waaruit blijkt dat mijn cliënten hun volmachten (artikel 3:60 lid 1 BW) aan [naam] gerechtsdeurwaarder heeft verleend om namens mijn cliënt te handelen met haar natte autograph?
Dit kan niet bewezen worden. Hierbij wraakt ondergetekende namens client de rechter/ de griffier, de rechtbank en de rechtspraak. Partijen hebben geen enkele vertrouwen in het rechtssysteem.
Hoogachtend,
Gevolmachtigde van [verzoekster]
: [gemachtigde] :”
Het wrakingsverzoek is bovendien voorzien van diverse vingerafdrukken die zouden zijn van de gevolmachtigde en van verzoekster.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt dat verzoekster, na het aanbrengen van de dagvaarding, op de rolzitting van 9 maart 2023 een conclusie van antwoord heeft ingediend. Nadat de wederpartij in de hoofdzaak een conclusie van repliek heeft genomen, is verzoekster bij brief van 9 mei 2023 in de gelegenheid gesteld een conclusie van dupliek in te dienen op de rolzitting van 6 juni 2023. Op die rolzitting is dit niet gebeurd. De hoofdzaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 1 augustus 2023 voor het wijzen van vonnis. Het wrakingsverzoek, dat gedateerd is op 2 juni 2023, is daarna, op 7 juni 2023, ter griffie binnengekomen.
Ten aanzien van de wraking van de rechter
3.2.
Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
In het wrakingsverzoek ontbreken concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
Ten aanzien van de wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak
3.4.
Over het verzoek tot wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.5.
Uit artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de griffier, de rechtbank en de rechtspraak is dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoekster is daarom in zoverre niet-ontvankelijk in dit verzoek.
3.6.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
wrakingsverbod
3.7.
De wrakingskamer ziet in dit geval aanleiding toepassing te geven aan artikel 39 lid 4 Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 10316681 RL EXPL 23-2067, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat is gewraakt kennelijk vanuit een algemeen gebrek aan vertrouwen in het rechtssysteem, maar zonder dat hiervoor enige aan de behandelend rechter gerelateerde reden is opgegeven. Hiervoor is het wrakingsinstrument niet bedoeld. In het belang van de voortgang van die procedure moet worden voorkomen dat verzoekster door een hernieuwd wrakingsverzoek nogmaals misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking voor zover gericht tegen de rechter af;
4.2.
verklaart het verzoek tot wraking voor zover gericht tegen de griffier, de rechtbank en de rechtspraak niet-ontvankelijk;
4.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39 lid 3 Rv wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar gevolmachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.