ECLI:NL:RBDHA:2023:1857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL23.3704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen voortduren van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring die op 29 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser had verzocht om schadevergoeding en stelde dat de maatregel van bewaring voortduurde. Echter, op 16 november 2022 was de maatregel van bewaring opgeheven wegens de uitzetting van de eiser naar België. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 14 februari 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de vreemdeling op basis van artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) beroep kan instellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Echter, omdat de bewaring al geruime tijd was opgeheven op het moment dat de eiser beroep instelde, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtens te beschermen belang is, en dat het verzoek om schadevergoeding niet kan worden behandeld omdat het niet in samenhang met een beroep tegen de voortduren van de maatregel is ingediend. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3704

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop niet gereageerd.
Verweerder heeft op 16 november 2022 de maatregel van bewaring opgeheven wegens uitzetting van eiser naar België.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 14 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank wijst er op dat de vreemdeling ingevolge artikel 96, eerste lid, van de
Vw beroep in kan stellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Gelet op het bepaalde in artikel 96, derde lid, van de Vw kan dit beroep leiden tot opheffing van de bewaring of wijziging van de tenuitvoerlegging.
2. Op het moment dat eiser beroep instelde, was de bewaring echter al geruime tijd
opgeheven. Gelet hierop dient het beroep niet ontvankelijk te worden verklaard, nu daarmee geen rechtens te beschermen belang wordt gediend. Een schadevergoeding op grond van artikel 106, eerste lid, van de Vw is geen met dit beroep rechtens te beschermen belang. Uit de strekking van dat artikel volgt immers dat de bevoegdheid van de vreemdelingenrechter tot toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in deze bepaling beperkt is tot de gevallen waarin een verzoek om schadevergoeding wordt ingediend in samenhang met een beroep tegen de voortduring van de maatregel. Nu het beroep tegen het voortduren van de bewaring wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is, moet het verzoek van eiser om schadevergoeding als een op zichzelf staand verzoek worden aangemerkt en is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank acht zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.