ECLI:NL:RBDHA:2023:1857
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen voortduren van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring die op 29 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser had verzocht om schadevergoeding en stelde dat de maatregel van bewaring voortduurde. Echter, op 16 november 2022 was de maatregel van bewaring opgeheven wegens de uitzetting van de eiser naar België. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 14 februari 2023 gesloten.
De rechtbank overweegt dat de vreemdeling op basis van artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) beroep kan instellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Echter, omdat de bewaring al geruime tijd was opgeheven op het moment dat de eiser beroep instelde, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtens te beschermen belang is, en dat het verzoek om schadevergoeding niet kan worden behandeld omdat het niet in samenhang met een beroep tegen de voortduren van de maatregel is ingediend. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.