ECLI:NL:RBDHA:2023:18553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.31559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdelijke bescherming voor Oekraïners

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse staatsburger, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 augustus 2023. Dit besluit houdt in dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is vier weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het beroepschrift pas op 4 oktober 2023 ingediend, terwijl de termijn liep van 22 augustus tot en met 18 september 2023. De gemachtigde van eiser betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat eiser de taal niet spreekt en geen gemachtigde had in de periode dat hij beroep kon instellen. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31559

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [datum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 21 augustus 2023 waarbij de staatssecretaris aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023 (bestreden besluit).
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.31560. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van vier weken. [3] Deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Als het beroepschrift te laat is ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank doet dat niet als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. [5]
4. Uit de stukken blijkt dat de staatssecretaris het bestreden besluit op 21 augustus 2023 aan eiser heeft verzonden. De termijn voor het indienen van het beroep ving daarom aan op 22 augustus 2023 en liep tot en met 18 september 2023. De gemachtigde van eiser heeft pas op 4 oktober 2023 beroep ingesteld. Het beroepschrift is derhalve buiten de wettelijke termijn ingediend.
5. De gemachtigde betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat eiser de taal niet spreekt, geen gemachtigde had in de periode dat hij beroep kon instellen en de staatssecretaris pas op 29 september 2023, tien dagen na het schriftelijke verzoek daartoe van de gemachtigde, het dossier van eiser aan de gemachtigde heeft toegezonden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat eiser de taal niet spreekt, komt voor zijn rekening en risico. Ook is niet gebleken dat eiser ondanks zijn inspanningen, geen gemachtigde heeft kunnen verkrijgen dan wel anderszins hulp heeft kunnen krijgen voor het tijdig indienen van het beroep. Dat de gemachtigde pas op een later moment het dossier toegezonden heeft gekregen, laat onverlet dat eiser al op de hoogte was van het bestreden besluit en dus tijdig beroep had kunnen instellen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
4.Artikel 6:8, eerste lid en 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
5.Artikel 6:11 van de Awb.