ECLI:NL:RBDHA:2023:18546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser, van Indonesische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 13 januari 2023 door de staatssecretaris was genomen. Dit besluit hield in dat eiser zonder vertrektermijn moest terugkeren naar zijn land van herkomst en dat hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. De staatssecretaris had dit besluit gemotiveerd met verschillende gronden, waaronder het risico op onttrekking aan het toezicht en het feit dat eiser zich eerder niet aan de Vreemdelingenwetgeving had gehouden.
Tijdens de zitting op 4 april 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser onder andere aanvoerde dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod onterecht waren opgelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en dat er voldoende gronden waren om de vertrektermijn te onthouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had en dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er gevaar voor de openbare orde bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de uitspraak.