ECLI:NL:RBDHA:2023:18531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.16778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van staatloze Palestijnse vluchtelinge met vrees voor Hezbollah in Libanon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een staatloze Palestijnse vrouw, heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 13 mei 2023 besloten de aanvraag af te wijzen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij te vrezen had voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Libanon. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bedreigd wordt door Hezbollah en dat haar zonen problemen hebben gehad met deze groepering. Tijdens de zitting op 19 oktober 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door een tolk en haar gemachtigde. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk problemen heeft gehad met Hezbollah en dat de verklaringen over haar zonen onvoldoende zijn om haar vrees te onderbouwen. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling, omdat zij niet kan aantonen dat zij bij terugkeer in Libanon wordt blootgesteld aan een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16778

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 mei 2023 om haar asielaanvraag af te wijzen als ongegrond (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft aan de behandeling deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor eiseres was tevens aanwezig M. Fayez, tolk Arabisch. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1959 in Libanon. Zij stelt staatloos Palestijnse te zijn. Zij heeft op 15 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiseres heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer naar Libanon vreest voor Hezbollah. Eiseres is tijdens het bezoek aan haar dochter in Nederland en Denemarken gebeld door haar schoondochter met de boodschap dat zij niet moet terugkeren naar Libanon vanwege deze groepering. Eiseres verklaart dat er eerder problemen zijn geweest met Hezbollah. Zo is haar zoon [naam zoon 1] gevlucht vanwege problemen met Hezbollah. Hij heeft in het Verenigd Koninkrijk een verblijfsvergunning. Ook haar andere zoon [naam zoon 2] is bedreigd omdat Hezbollah op zoek is naar [naam zoon 1]. Hij is gevlucht en tot op heden vermist. Daarnaast hebben er in 2020 en 2021 twee incidenten plaatsgevonden waarbij personen van Hezbollah bij eiseres thuis op de deur klopten en in de lucht schoten.
3. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 mei 2023 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder volgt dat eiseres staatloos Palestijnse is. Verweerder volgt niet dat eiseres problemen heeft met Hezbollah in Libanon omdat zij vaag en summier daarover heeft verklaard. Bovendien heeft zij persoonlijk geen problemen gehad met Hezbollah. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij te vrezen heeft voor vluchtelingenrechtelijke vervolging of voor ernstige schade.
4. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Zij voert aan dat verweerder de feiten onvoldoende in onderlinge samenhang heeft beschouwd. Eiseres heeft daarbij gewezen op de asielrechtelijke problemen van haar zoon [naam zoon 1], in verband waarmee zij herhaalde malen is bedreigd door leden van Hezbollah. Ook heeft eiseres gewezen op de verdwijning van haar zoon [naam zoon 2], de dood van haar echtgenoot en op haar gezondheidsproblemen. Zij stelt dat zij is te beschouwen als een alleenstaande Palestijnse vluchtelinge die de nodige zorg in de Palestijnse gebieden ontbeert en ten aanzien van wie de bijstand door UNWRA is opgehouden te bestaan. Tot slot heeft eiseres een verklaring overgelegd van haar schoondochter waaruit volgt dat zij een klacht heeft ingediend bij de PLO [2] in verband met invallen in de woning van eiseres door een gewapende groepering.
5. Verweerder heeft zich in reactie op het beroep op het standpunt gesteld dat de aanvraag op goede gronden en voldoende gemotiveerd is afgewezen. Artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag is niet op eiseres van toepassing. Er is geen sprake van een schending van artikel 3 van het EVRM [3] vanwege de humanitaire situatie van Palestijnen in Libanon.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiseres over de problemen met Hezbollah niet volgt. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eiseres persoonlijk niet daadwerkelijk problemen heeft gehad met Hezbollah. De incidenten waar zij over heeft verklaard waren niet op haar persoonlijk gericht. Ook de documenten die eiseres heeft overgelegd wijzen er niet op dat zij persoonlijk in de aandacht staat van Hezbollah.
7. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de problemen van haar zoons met Hezbollah als vaag en summier kunnen bestempelen, omdat zij niet duidelijk kan verklaren wat de problemen van de zoons inhielden. De toelichting van eiseres dat haar zoons haar bewust geen deelgenoot hebben willen maken van hun problemen heeft verweerder als onvoldoende verklaring kunnen aanmerken. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat de verklaringen van eiseres over de problemen van [naam zoon 1] tegenstrijdig zijn aan wat [naam zoon 1] hierover zelf heeft verklaard in zijn asielgehoor. Zo heeft eiseres verklaard dat haar zoon werd gezocht omdat Hezbollah hem wilde rekruteren, terwijl [naam zoon 1] heeft verklaard dat hij wordt gezocht omdat hij afluisterapparatuur in het huis van een imam van Hezbollah zou hebben geplaatst. Het enkele feit dat [naam zoon 1] een asielvergunning heeft in het Verenigd Koninkrijk leidt er als zodanig nog niet toe dat ook aannemelijk moet worden geacht dat eiseres heeft te vrezen. Over de door eiseres overgelegde verklaring van haar schoondochter heeft verweerder niet ten onrechte gezegd dat het een niet gedateerde en overigens niet objectiveerbare verklaring betreft die niet opweegt tegen de kanttekeningen die verweerder heeft geplaatst bij de persoonlijke verklaringen van eiseres.
8. De stelling van eiseres in het beroepschrift dat de bijstand door UNWRA is opgehouden te bestaan, begrijpt de rechtbank als een beroep op de uitsluitings- en insluitingsgrond van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag en artikel 12, eerste lid, onder a, van de Kwalificatierichtlijn. [4]
9. Een staatloze Palestijn die bescherming en bijstand ontvangt van de UNRWA is op grond van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag en daarmee op grond van artikel 12, eerste lid, onder a, van de Kwalificatierichtlijn uitgesloten van de vluchtelingenstatus. De enkele omstandigheid dat hij is geregistreerd bij de UNRWA is echter onvoldoende om te kunnen spreken van bescherming en bijstand in bedoelde zin. Doorslaggevend is namelijk of de betrokkene kort vóór het indienen van een asielverzoek daadwerkelijk bijstand van de UNRWA heeft ontvangen. [5]
10. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiseres zich in verband met de door haar gestelde problemen niet tot UNWRA heeft gewend voor bijstand of bescherming. Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat zij Libanon vrijwillig heeft verlaten in verband met familiebezoek in Nederland en Denemarken en dat zij zich pas na een half jaar na haar vertrek heeft aangemeld voor het doen van een asielaanvraag. Verweerder stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de uitsluitingsclausule van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag en artikel 12, eerste lid onder a, van de Kwalificatierichtlijn niet van toepassing is.
11. Eiseres beroept zich in verband met haar gezondheidstoestand op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 5 oktober 2023. [6] Het Hof heeft in dit arrest benadrukt dat een ieder die bij de UNWRA is geregistreerd, in aanmerking dient te komen voor bescherming en bijstand van deze organisatie. [7] De gezondheidszorg die aan Palestijnse vluchtelingen wordt verleend om in hun essentiële behoeften te voorzien, maakt deel uit van de opdracht van de UNWRA. [8] Anderzijds stelt het Hof vast dat het voor de vraag of de bescherming of bijstand van de UNWRA is opgehouden te bestaan volgens vaste rechtspraak noodzakelijk is dat de betrokken persoon zich in een persoonlijke situatie van ernstige onveiligheid bevindt en dat het voor de UNWRA onmogelijk is deze persoon in het interventiegebied van de UNWRA levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee UNWRA is belast. [9] Zoals ook volgt uit de overwegingen van het Hof betekent het enkele ontbreken van een bepaald niveau van zorgverlenging nog niet dat men gedwongen is het interventiegebied van UNWRA te verlaten. [10] Van belang is of het ontbreken van de noodzakelijke zorg een reëel risico inhoudt van overlijden of blootstelling aan een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand of een aanzienlijke vermindering van de levensverwachting.
12. De rechtbank leidt uit de overwegingen van het Hof af dat deze uitleg ook betekenis heeft voor de vraag wanneer sprake is van bijstand in de zin van de uitsluitingsclausule. Niet iedere vorm van medische zorg die een persoon zoals eiseres vanwege UNWRA ontvangt betekent dat artikel 1D van toepassing is. Het moet gaan om medische zorg zonder welke de hiervoor genoemde gezondheidsrisico's intreden. In het geval van eiseres is niet gebleken dat daarvan sprake is. Eiseres heeft een brief van haar huisarts van 7 juli 2023 overgelegd waaruit blijkt dat zij in verband met enkele medische aandoeningen medicijnen gebruikt. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij een deel van deze medicatie ook in Libanon ontving en dat de andere medicijnen pas in Nederland aan haar zijn voorgeschreven. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij nu medische zorg behoeft die zij in Libanon niet van UNWRA zal kunnen ontvangen en waardoor zij ernstige en onomkeerbare gezondheidsschade zal oplopen. Gelet hierop heeft eiseres ook in verband met haar gezondheid geen bijstand van UNWRA zoals bedoeld in artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag ontvangen.
13. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij is aan te merken als Verdragsvluchteling of dat zij een reëel risico loopt om bij terugkeer in Libanon te worden blootgesteld aan een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Palestine Liberation Organization
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 3 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1, r.o. 6.2
6.ECLI:EU:C:20232:733
7.punt 29 van het arrest.
8.punt 40 van het arrest.
9.punt 44 van het arrest.
10.Punten 45 en 46 van het arrest.