ECLI:NL:RBDHA:2023:1851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
SGR 20/7315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking van documenten door de gemeente Pijnacker-Nootdorp

In deze zaak heeft eiser, een juwelier in Pijnacker, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp inzake de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de vestiging van de Rabobank in het winkelcentrum ‘Ackershof’, omdat hij meent dat deze vestiging niet binnen de voorgehouden branchering valt en hij hierdoor onevenredig benadeeld is. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 9 februari 2022 en 25 januari 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in eerdere besluiten gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek van eiser, maar dat eiser van mening is dat er nog steeds documenten ontbreken. Verweerder heeft aangegeven dat er een uitgebreide zoektocht is gedaan naar de gevraagde documenten, maar dat niet alle documenten beschikbaar zijn, vooral vanwege een gebrek aan archivering in het verleden. De rechtbank heeft overwogen dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er nog documenten onder verweerder berusten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder met zijn besluit van 27 mei 2022 voor een deel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser, maar dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.], uit [vestigingsplaats], eiser

(gemachtigde: mr. dr. ing. P. de Haan),
en

het college van burgemeester en wethouders Pijnacker-Nootdorp, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Knook).

Procesverloop

In het besluit van 13 december 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eisers verzoek op grond van de Wob [1] gedeeltelijk toegekend.
In het besluit van 26 februari 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder het primaire besluit herzien.
In het besluit van 26 februari 2020 (het primaire besluit 3) heeft verweerder eisers aanvullende Wob-verzoek deels toegekend.
In het besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen het primaire besluit 1 gegrond verklaard en het bezwaar gericht tegen het primaire besluit 2 en 3 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft 28 januari 2022 een nadere reactie ingezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. [B].
Het onderzoek op de zitting is geschorst nadat de gemachtigde van verweerder verklaarde dat hij verwachtte dat de gemeenteraad de geheimhouding van de realisatieovereenkomst en de bijlagen binnen korte termijn zou opheffen.
Verweerder heeft bij aanvullend besluit van 27 mei 2022 laten weten dat de geheimhouding van de realisatieovereenkomst inclusief bijlagen is opgeheven en heeft de documenten aan eiser verstrekt.
De gemachtigde van eiser heeft 6 juli 2022 laten weten dat er nog steeds informatie over branchering ontbreekt. Op 27 september 2022 heeft eiser naar aanleiding van de verstrekte informatie zijn beroepschrift aangevuld.
Verweerder heeft 10 januari 2023 gereageerd op het aanvullend beroep en nog enkele documenten openbaar gemaakt
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op zitting op 25 januari 2023 voortgezet. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Knook en mr. M. Albers.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser exploiteert sinds 2012 een juwelierszaak in het Winkelcentrum ‘Ackershof’ in Pijnacker. In de ruimte tegenover de winkel van eiser is in 2015 een vestiging van de Rabobank gevestigd. Eiser stelt dat de Rabobank niet binnen de voorgehouden branchering ‘vrije tijd en mode’ valt. Hij heeft daarom verzocht op openbaarmaking van de stukken ten aanzien van alle bij verweerder beschikbare informatie en documenten over de ontwikkeling van het winkelcentrum en de verhuizing, dan wel vestiging, van de Rabobank en de verkoop en ontwikkeling van het oude pand van de Rabobank.
Wat heeft verweerder besloten?
2. In het bestreden besluit heeft verweerder besloten dat het primaire besluit 2 het primaire besluit 1 vervangt. Verder handhaaft verweerder de primaire besluiten 2 en 3. Verweerder heeft bij aanvullend besluit van 27 mei 2022 de realisatieovereenkomst inclusief bijlagen aan eiser verstrekt. Daarnaast heeft verweerder nogmaals een zoekslag gemaakt, waarna op 10 januari 2023 aanvullend nog enkele stukken zijn geopenbaard. Verweerder stelt dat hiermee alle documenten waar eiser om heeft verzocht, voor zover beschikbaar, openbaar zijn gemaakt.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder nog niet alle op het verzoek betrekking hebbende documenten heeft toegezonden. Sinds de vestiging van de Rabobank heeft eiser verlies geleden vanwege een verminderde passantenstroom en is daarom onevenredig benadeeld. Eiser stelt dat, naast de inmiddels aan hem verstrekte realisatieovereenkomst inclusief bijlagen en de aanvullende documenten, er nog steeds stukken onder verweerder zijn die ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder met zijn besluit van 27 mei 2022 voor een deel tegemoet gekomen is aan het beroep van eiser. Het beroep is in zoverre gegrond.
7. De rechtbank stelt voorop dat met de voortgang van het geschil nader in beeld is gekomen dat eiser in het bijzonder openbaarmaking wenst van documenten die zien op regels over branchering in het Winkelcentrum ‘Ackershof’ en de besluitvorming daarover in onder meer de selectiecommissie.
Naar aanleiding daarvan heeft verweerder gezocht in zijn zaaksysteem, digitaal archief, op de data-schijf en in de nog bestaande e-mailboxen van huidige medewerkers. Daarnaast is gezocht in het niet-digitale archief. Verweerder heeft een overzicht verstrekt van de trefwoorden waarop is gezocht.
8. Verweerder heeft in zijn reactie van 10 januari 2023 toegelicht als volgt.
“De medewerkers die namens de gemeente in de selectiecommissie zaten, zijn al geruime tijd niet meer werkzaam voor de gemeente. Hun e-mailboxen zijn derhalve reeds verwijderd. Ook in de besluitvorming van de gemeenteraad en het college is gezocht op documenten die onder het Wob-verzoek vallen, maar ook hier zijn geen documenten aangetroffen, anders dan al verstrekt zijn.
Met de documenten die als bijlagen zijn toegevoegd, is alle beschikbare informatie waar eiser om verzoekt geopenbaard. Helaas moet ik constateren dat in de jaren waar eiser documenten over op heeft gevraagd, mogelijk niet alle documentatie (digitaal) is gearchiveerd door medewerkers van de gemeente. In de afgelopen periode is door verschillende medewerkers een uiterste inspanning gedaan om eventuele informatie uit huidige en oude archieven te achterhalen. Ook naar aanleiding van de brief
van 27 september 2022 is opnieuw uitvoerig gezocht. Uit gesprekken met betrokken collega’s is daarnaast gebleken dat naast de waarschijnlijk onvolledige archivering, destijds (zeker in de crisisperiode) ook veel contacten telefonisch hebben plaatsgevonden.” (…)
“Conclusie
Er heeft een selectiecommissie bestaan voor de selectie van ondernemers voor het huren van winkelruimte in Kernwinkelgebied Pijnacker-Centrum die in eerste instantie op basis van een indicatief brancheringsplan ondernemers selecteerde. In deze selectiecommissie zaten ook vertegenwoordigers van de gemeente. Deze selectiecommissie heeft vergaderd en hiervan is verslaglegging gedaan, maar helaas is deze verslaglegging alsmede de schriftelijke correspondentie tussen de leden nagenoeg niet gearchiveerd. Ook zijn er geen besluiten aangetroffen van de selectiecommissie. Na een uiterste inspanning zijn nog enkele documenten aangetroffen welke nu alsnog worden verstrekt.”
9. Eiser heeft hier tegenover gesteld dat het onaannemelijk is dat er niet meer documenten zijn, zoals bijvoorbeeld een formeel toetsingskader voor selectie, aangezien dit uit het brancheringsplan zou voortvloeien.
10. De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder gelet op de door hem voor zijn zoekslagen gegeven nadere motivering, onvoldoende of onjuist zou hebben gezocht naar de gevraagde documenten. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat na de bouw van het centrum als gevolg van een economische crisis het niet eenvoudig was om ondernemers te vinden die in het winkelcentrum wilde huren en er toen voor is gekozen om andere huurders, die niet per se binnen het brancheringsplan pasten, winkel ruimte te laten huren. De grond van eiser slaagt niet.
12. Nu verweerder het bestreden besluit van een aanvullende motiveringen heeft voorzien is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Aangezien de aanvullende besluitvorming de rechterlijke toets kan doorstaan zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Conclusie

13. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting anders dan na tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Gemeentewet
Artikel 25
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Wet openbaarheid bestuur
Artikel 10
1. […]
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid bestuur.