ECLI:NL:RBDHA:2023:18466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
NL23.12064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid België

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag.

Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 24 mei 2023, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd het onderzoek niet gesloten, en partijen kregen de gelegenheid om te reageren op vragen die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waren gesteld. De rechtbank heeft op 27 juni 2023 het onderzoek gesloten en aangekondigd dat uiterlijk op 6 juli 2023 uitspraak zou worden gedaan.

In de uitspraak van 5 juli 2023 heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, wat ook gevolgen had voor het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12064

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nr.]
en de minderjarige
[naam minderjarige],
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL23.12063, op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Soltani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek niet gesloten. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op vragen die op 9 mei 2023 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) zijn gesteld over de loopbrief in relatie tot het arrest Mengesteab van het Hof van Justitie [1] van 26 juli 2017. [2]
Verweerder heeft daarop op 2 juni 2023 gereageerd en verzoekster op 9 juni 2023.
Ter zitting zijn partijen voorts akkoord gegaan met het voornemen van de rechtbank om uitspraak te doen zonder vervolgzitting. Op 27 juni 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met de mededeling dat uiterlijk 6 juli 2023 uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.12063, heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft ongegrond verklaard. Om die reden zal het verzoek als ongegrond worden afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie.
2.ECLI:EU:C:2017:587.