In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 21 juni 2023, bepaald dat verweerder binnen vier weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelt dat verweerder deze uitspraak niet heeft nageleefd, wat aanleiding gaf tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder na de eerdere uitspraak geen nieuw besluit heeft genomen en dat eiser op 13 september 2023 een ingebrekestelling heeft ingediend. Aangezien er na twee weken nog steeds geen besluit was genomen, verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser, te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 29 november 2023, waarbij het beroep gegrond werd verklaard en verweerder werd opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.