Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Ter zitting is vastgesteld dat verzoeker zicht heeft op een behoorlijk deel van de bomen waarop het bestreden besluit betrekking heeft, zodat hij naar het oordeel van de voorzieningenrechter als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt.
5. Omdat de gemeente heeft aangegeven na de uitspraak op dit verzoek om voorlopige voorziening met de kap van de bomen te willen starten, acht de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang aanwezig.
6. Verzoeker voert aan dat uitvoering van de kap van de bomen zijn woongenot ernstig zal aantasten, omdat hij vanuit zijn appartement aan de achterzijde zicht heeft op een fraai buurtpark met volwassen bomen. Daarnaast zorgen de bomen volgens verzoeker voor schaduw, koelte, demping van geluid en dragen zij bij aan de fauna en waterhuishouding.
Hij vreest dat de bomen onnodig (voorbarig) gekapt zullen worden, voordat op het bezwaar tegen de op 3 augustus verleende omgevingsvergunning is beslist. Hij geeft daarbij aan dat hij met medebewoners een wijziging van het definitieve ontwerp van het projectplan heeft voorgesteld, wat nu uitgaat van twee open watergangen inclusief een onderhouds/fietspad door het park.
7. In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod geldt om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Op grond van artikel 4:10, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer (Apv) is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale bomen en herdenkingsbomen, alsmede houtopstanden die in eigendom van de gemeente zijn of die staan in door het college aangewezen beschermde gebieden.
8. Niet in geschil is dat voor de in geding zijnde bomen een omgevingsvergunning voor de activiteit “het vellen of te doen vellen van houtopstand” als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo in samenhang met artikel 4.10, eerste lid, van de Apv is vereist, omdat deze bomen in eigendom van de gemeente zijn.
Ingevolge artikel 4:10, derde lid, van de Apv kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
strijdigheid met de Wet natuurbescherming of andere regelgeving inzake natuurbescherming;
het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.
9. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2020 het Bomenbeleid vastgesteld, dat op
6 augustus 2020 in werking is getreden. Algemeen uitgangspunt in dit beleid is dat vergunningplichtige bomen niet worden verwijderd (gekapt), zonder dat daarvoor een reden (verwijderingsbelang) wordt aangegeven. Op pagina 25 van het Bomenbeleid is aangegeven dat het belang voor het verwijderen van een boom (verwijderingsbelang) kan worden onderverdeeld in twee categorieën:
Gevaarlijke situaties, veiligheid en sterk afnemende kwaliteit/conditie;
Zwaarwegend (maatschappelijk) belang.
De categorie “zwaarwegend (maatschappelijk) belang” kan blijkens pagina 26 van het Bomenbeleid verder onderverdeeld worden in:
Ontwikkeling, reconstructies en/of herinrichting;
Overlast.
10. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de belangen van verzoeker bij het behoud van de bomen in het proces omtrent de besluitvorming tot het verlenen van de omgevingsvergunning van 6 januari 2023, de bezwaarfase en ook nu in de fase van beroep zijn gewogen en beoordeeld. Het college is zich er daarbij van bewust dat het gemeentelijke bomenbeleid als uitgangspunt heeft dat (gemeentelijke) bomen zoveel mogelijk behouden blijven. Het belang om de bomen zoveel mogelijk te behouden kan echter met toepassing van dit beleid wijken voor zwaarwegende (maatschappelijke) belangen. Op grond van de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens, waaronder in het bijzonder het projectplan, is het voldoende aannemelijk geworden dat de beoogde reconstructie van de watergangen bij het Westerpark en Bossenpark nodig is ter verbetering van de waterkwaliteit en ecologische waarden in Zoetermeer en dermate zwaarwegend is, dat het kappen van de betreffende 54 bomen voor de realisering van die reconstructie noodzakelijk is. Niet is gebleken van de aanwezigheid van aanvaardbare alternatieven, waardoor de huidige bomen zouden kunnen worden behouden. Er is helaas geen mogelijkheid die leidt tot een andere duurzame oplossing. Hieruit volgt naar de mening van het college dat het persoonlijk belang van verzoeker niet zwaarder weegt dan het maatschappelijk belang.
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat de noodzaak van de kap van de bomen is gelegen in de in het projectplan voorziene reconstructie van de watergangen bij het Westerpark en Bossenpark. Uit dat projectplan blijkt genoegzaam dat die reconstructie nodig is ter verbetering van de waterkwaliteit en ecologische waarden in Zoetermeer. In het bestreden besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht overwogen dat die reconstructie op grond van het Bomenbeleid een verwijderingsbelang is, omdat reconstructies staan vermeld onder de categorie “zwaarwegend (maatschappelijk) belang” (pagina 26 van het Bomenbeleid). De voorzieningenrechter kan zich vinden in het standpunt van het college dat dit verwijderingsbelang dermate zwaarwegend is dat het kappen van de 54 bomen noodzakelijk is en kon dit verwijderingsbelang in redelijkheid laten prevaleren boven de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat het bestreden besluit erin voorziet dat 54 nieuwe bomen worden herplant. Ter zitting is namens het college aangegeven dat zal worden bekeken of vóór de woning van verzoeker grotere bomen kunnen worden teruggeplaatst dan in het beplantingsplan van 16 maart 2022 is aangegeven. Verder is van belang dat uit onderzoek van de gemeente is gebleken dat een aantal bomen aan het einde van hun levensduur is en om die reden toch op korte termijn gekapt moeten worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de belangenafweging daarom voorshands de rechterlijke toets doorstaan.
12. De voorzieningenrechter merkt daarbij nog het volgende op. Voor zover verzoeker een wijziging van de watergangen voorstaat en zich verzet tegen de gekozen variant 2, had dat in een procedure tegen het projectplan naar voren gebracht kunnen worden. In dat plan is die keuze immers gemaakt en dit kan daarom in deze procedure niet meer aan de orde komen. Het projectplan op grond van de Waterwet is inmiddels ook onherroepelijk geworden. Daarnaast kunnen grieven tegen het definitieve ontwerp, zoals de ligging van het onderhouds/fietspad waar verzoeker over spreekt, in de procedure tegen de op 3 augustus 2023 verleende omgevingsvergunning naar voren gebracht worden. In deze procedure over de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen kunnen voorstellen tot wijziging van het definitieve ontwerp daarom evenmin aan de orde komen.
13. Ten aanzien van de vrees van verzoeker dat de bomen onnodig (voorbarig) gekapt zullen worden, voordat op het bezwaar tegen de op 3 augustus verleende omgevingsvergunning is beslist, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
14. Op pagina 27 van het Bomenbeleid staat dat bij gemeentelijke bomen geen gebruik zal worden gemaakt van de omgevingsvergunning (kapvergunning) als een kapvergunning nodig is voor het realiseren van een bouwproject totdat de verleende omgevingsvergunning die de ontwikkeling of reconstructie toestaat, onherroepelijk is. Om het projectplan te realiseren heeft het college op 3 augustus 2023 een omgevingsvergunning verleend, waartegen onder meer verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Deze omgevingsvergunning is dan ook nog niet onherroepelijk. De wens van de gemeente en het hoogheemraadschap om de bomen op korte termijn te kappen is in zoverre dan ook in strijd met het Bomenbeleid, hetgeen ter zitting door het college is erkend. De voorzieningenrechter ziet hierin, gelet op het navolgende, echter geen aanleiding om tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan.
15. Het Bomenbeleid is een beleidsregel als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Ter zitting is namens het hoogheemraadschap omtrent de noodzaak om te bomen te kappen aangegeven dat de aannemer begin volgend jaar met het verleggen van kabels en leidingen wil starten. Voorafgaand daaraan moeten de bomen gekapt zijn, omdat die werkzaamheden anders niet kunnen worden uitgevoerd, mede gelet op het broedseizoen.
Het standpunt van het college dat in dit geval is afgeweken van het Bomenbeleid in het belang van een voortvarende uitvoering van het project kan de voorzieningenrechter gelet hierop volgen, temeer omdat de keuze voor de reconstructie van de watergangen overeenkomstig variant 2 reeds bij de vaststelling van het projectplan, dat onherroepelijk is, is gemaakt. Zoals hiervoor overwogen is de noodzaak van de kap van de bomen in deze in het vaststaande projectplan vastgelegde reconstructie van de watergangen gelegen en is hierin een voldoende zwaarwegend verwijderingsbelang gelegen. De omgevingsvergunning van 3 augustus 2023 is slechts verleend in het kader van de uitvoering daarvan. Gelet hierop kan het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit specifieke geval, in afwijking van voornoemde beleidsregel, beslissen om tot de kap van de bomen over te gaan terwijl de omgevingsvergunning van 3 augustus 2023 nog niet onherroepelijk is.
De voorzieningenrechter wijst er daarbij nog op dat geen sprake is van onlosmakelijke samenhang tussen het bestreden besluit en de omgevingsvergunning van 3 augustus 2023, zodat de aanvraag voor die vergunning niet gelijktijdig met de aanvraag voor het vellen van de bomen behoefde te worden ingediend.
16. Gelet hierop en in aanmerking nemend dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, mocht het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval afwijken van het Bomenbeleid.
17. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit in beroep stand zal houden.