ECLI:NL:RBDHA:2023:18410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
NL23.24064 en NL23.24076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar en vergoeding kosten bezwaarprocedure

In deze zaak hebben eisers op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 5 december 2022 afgewezen. Na bezwaar van eisers, hebben zij op 3 augustus 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. Vervolgens hebben eisers op 22 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 23 oktober 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit genomen op het bezwaar van eisers, waarbij het bezwaar gegrond werd verklaard en de gevraagde mvv werd verleend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris inmiddels op het bezwaar heeft beslist en dat eisers hun beroepen hebben gehandhaafd, omdat zij menen dat de staatssecretaris ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van de bezwaarprocedure. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb kosten alleen vergoed worden op verzoek van de belanghebbende. Eisers hebben echter geen verzoek om vergoeding gedaan in hun bezwaarschrift of op een ander moment tijdens de bezwaarfase.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris met het bestreden besluit volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eisers en dat de weigering om proceskosten te vergoeden geen ontvankelijkheidskwestie betreft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Wel wordt de staatssecretaris veroordeeld in de kosten van de beroepsprocedure, omdat hij niet tijdig heeft beslist op het bezwaar. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand vast op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.24064 en NL23.24076

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer]

en
[naam], V-nummer: [nummer],
eisers
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Eisers hebben op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij besluit van 5 december 2022 heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 augustus 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. Eisers hebben vervolgens op 22 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 23 oktober 2023 heeft de staatssecretaris (alsnog) een besluit genomen op het bezwaar van eisers.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris inmiddels heeft beslist op het bezwaar van eisers. Hij heeft het bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde mvv aan eisers verleend.
3. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. Eisers hebben hun beroepen desgevraagd gehandhaafd, omdat de staatssecretaris volgens hen niet geheel aan hun bezwaar tegemoet is gekomen. De staatssecretaris heeft volgens eisers namelijk ten onrechte geweigerd een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de bezwaarprocedure.
5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende. De rechtbank stelt vast dat eisers de staatssecretaris in het bezwaarschrift van 29 december 2022 noch in de gronden van het bezwaar van 7 maart 2023 hebben verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure. Evenmin is gebleken dat eisers de staatssecretaris op een ander moment tijdens de bezwaarfase hierom hebben verzocht. De staatssecretaris is daarom met het bestreden besluit volledig tegemoet gekomen aan het bezwaar van eisers en heeft ten overvloede overwogen dat eisers geen vergoeding krijgen voor de kosten van de bezwaarprocedure. Omdat het al dan niet verkrijgen van een proceskostenvergoeding in bezwaar geen ontvankelijkheidskwestie betreft, maar een beoordeling van het dictum van het door verweerder genomen besluit, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
8. De rechtbank ziet wel aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de beroepsprocedure. De staatssecretaris heeft namelijk niet tijdig beslist op het bezwaar van eisers, eisers hebben de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en de staatssecretaris heeft pas na het instellen van de beroepen een besluit genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank stelt daarom de kosten voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.