Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
L.H. tegen Nederlandvan het Hof van Justitie [3] . Verweerder heeft de drie overgelegde krantenartikelen ten onrechte als niet objectief verifieerbare bron aangemerkt. De journalisten die deze artikelen geschreven hebben, hebben zelfstandig onderzoek gedaan naar de situatie rondom de dood van eisers zoon en zijn niet enkel afgegaan op de informatie die eiser zelf aan hen verstrekt heeft. Op grond van het arrest
L.H. tegen Nederlandmocht verweerder niet aan deze krantenartikelen voorbijgaan vanwege de enkele reden dat deze niet objectief verifieerbaar worden geacht. Gelet op de inhoud van deze krantenartikelen en de verklaringen tijdens het gehoor heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië gevaar loopt. Uit deze krantenartikelen blijkt namelijk dat de zoon van eiser is benaderd door Al-Shabaab, net zoals eiser in het verleden benaderd is door Al-Shabaab, en dat de zoon van eiser door terroristen van Al-Shabaab is gedood. Nu in één van de krantenartikelen ook de sterfdatum van de zoon bevestigd wordt, mocht verweerder ook niet aan eiser mogen tegenwerpen dat hij zich tijdens het gehoor vergist heeft in de sterfdag van zijn zoon. Eiser twijfelt niet aan de verantwoordelijkheid van Al-Shabaab voor de dood van zijn zoon en wijst daarbij ook op het recente Ambtsbericht over Somalië van juni 2023.
L.H. tegen Nederlandbetekenis heeft voor de manier waarop verweerder uitvoering geeft aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Bij toepassing van deze bevoegdheid gaat het om de vraag of verweerder een opvolgende asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk kan verklaren, omdat aan de opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd. Het arrest L.H. gaat niet over de manier waarop verweerder een opvolgende asielaanvraag inhoudelijk moet beoordelen, indien deze nieuwe elementen of bevindingen aanwezig worden geacht. Nu verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven dat in deze procedure
an sichsprake is van nieuwe bevindingen en elementen en verweerder vervolgens tot een inhoudelijke beoordeling daarvan is overgegaan, kan reeds daarom een beroep op het arrest L.H. niet slagen. Vaststaat namelijk dat verweerder in het bestreden besluit - ondanks de ontstane twijfels over de objectieve verifieerbaarheid van de krantenberichten als bron - geen toepassing geeft aan artikel 30a van de Vw en de opvolgende aanvraag van eiser pas na een inhoudelijke beoordeling van de krantenberichten als kennelijk ongegrond afwijst. Op de vraag of verweerder de afwijzing van deze opvolgende aanvraag van een voldoende motivering heeft voorzien, zal hierna worden ingegaan.