ECLI:NL:RBDHA:2023:18384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
23/1088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting door het college van burgemeester en wethouders van Delft

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Alam-Khan, had een urgentieverklaring aangevraagd vanwege schimmelproblemen in haar woning, die de gezondheid van haar kind zouden aantasten. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Delft, vertegenwoordigd door mr. M. Stigter, afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder het ontbreken van een urgent huisvestingsprobleem en het niet voldoen aan de vereisten voor het aanvragen van een urgentieverklaring.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen. Eiseres had niet aangetoond dat zij alle mogelijkheden had uitgeput om de schimmelproblematiek op te lossen en had niet voldoende gereageerd op het beschikbare woningaanbod. De rechtbank benadrukt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de afwijzing van de aanvraag niet onredelijk is, gezien het grote aantal aanvragen en het beperkte aanbod van huurwoningen. Bovendien is de rechtbank van mening dat de medische omstandigheden van eiseres en haar kinderen niet voldoende zijn onderbouwd om een acute noodsituatie aan te tonen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Stigter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam], als waarneemster van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd, omdat er door gebrekkige ventilatiemogelijkheden sprake is van schimmel in de woning, waardoor met name één van haar kinderen ademhalingsproblemen heeft gekregen. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem, kan het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingprobleem niet of in onvoldoende mate worden opgelost met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte of een andere zelfstandige woonruimte en heeft eiseres niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod. [1] Tot slot ziet verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een acute noodsituatie dan wel een medische noodzaak tot acute verhuizing binnen drie maanden. Verweerder neemt hierbij in aanmerking dat het huisvestingsprobleem op andere manieren kan worden opgelost dan met urgentie.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat verweerder niet kan stellen dat zij niet eerst heeft geprobeerd om de problemen met de verhuurder, Woonbron, op te lossen. Zo heeft eiseres niet alleen een melding gemaakt bij Woonbron, maar ook een klacht ingediend omtrent de gang van zaken en de schimmelproblemen in de woning. Het advies dat eiseres naar de huurcommissie kan gaan, geeft aan dat verweerder de essentie van de urgentieaanvraag niet inziet. Het gaat eiseres namelijk niet om de financiële belangen bij deze aanvraag, maar om de medische belangen gelet op de achteruitgang van de gezondheid van haar zoon. Een verhuizing lijkt eiseres de enige oplossing, omdat de andere middelen die zij heeft gebruikt geen invloed hebben gehad. Zij heeft alle mogelijke manieren geprobeerd om de schimmelproblematiek in de woning op te lossen, maar geen van alle instanties heeft haar kunnen helpen. Ook heeft verweerder de medische omstandigheden van haar zoon niet in de beoordeling van de aanvraag betrokken, waardoor de besluitvorming onzorgvuldig is. Daarnaast vindt eiseres dat zij voldoende heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod en niet enkel op eengezinswoningen heeft gereageerd. In de maand januari heeft zij niet kunnen reageren, omdat zij afhankelijk was van de Belastingdienst om een inkomensverklaring te overleggen. Ten slotte was verweerder bij de behandeling van de urgentieaanvraag bekend met de gezondheidsproblemen van de zoon van eiseres die zowel worden veroorzaakt als verergerd door de schimmel in de woning. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom niet is gebleken van bijzondere feiten en omstandigheden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan het opgestelde beoordelingssysteem. Indien zich één van de algemene weigeringsgronden voordoet, wordt een urgentieverklaring door verweerder in beginsel geweigerd. Een inhoudelijke toets om te kijken of de woonsituatie van eiseres door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt blijft in dat geval achterwege. Dit restrictieve beleid van verweerder is door de hoogste bestuursrechter [2] niet onredelijk geacht, vanwege het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het kleine aantal toewijsbare huurwoningen dat beschikbaar komt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er sprake is van meerdere weigeringsgronden. Verweerder heeft terecht gesteld dat schimmel en/of de slechte staat van de woning uitdrukkelijk zijn uitgezonderd van het verkrijgen van een urgentieverklaring. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres zelf een oplossing kan bewerkstelligen ten aanzien van de schimmelproblematiek en dat zij nog niet alle mogelijkheden heeft uitgeput om dit op te lossen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres zich nog tot de huurcommissie en de kantonrechter kan wenden. Dat eiseres ter zitting heeft aangegeven dat zij inmiddels een procedure is gestart bij de huurcommissie doet hier niet aan af, omdat dit pas is gedaan na het bestreden besluit en er nog geen besluit is genomen door de huurcommissie. Wanneer sprake is van onderhoud- of overlastproblemen, zoals schimmel, is een verhuizing naar een andere zelfstandige woonruimte niet vereist.
6. Verder heeft eiseres niet minimaal twee keer per week op het woningaanbod gereageerd. Daarnaast heeft zij voornamelijk op eengezinswoningen gereageerd. De stelling van eiseres dat zij in de maand januari geen gebruik kon maken van het woonruimte-bemiddelingssysteem doet hier niet aan af, aangezien eiseres zelf verantwoordelijk is voor het creëren van de voorwaarden om adequaat op woningen te kunnen reageren. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij op de site geen woningen kreeg aangeboden. Dat er geen ander aanbod was of dat eiseres alleen maar woningen kreeg aangeboden die passend zijn voor haar situatie acht de rechtbank niet aannemelijk. Verweerder heeft immers een uitdraai van het systeem overgelegd waarop is te zien dat de nodige woningen werden aangeboden. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres twee woningen heeft geweigerd. De omstandigheid dat eiseres deze woningen heeft geweigerd, omdat de Wmo-adviseur zou hebben aangegeven dat de drie kinderen baat hebben bij een wat ruimere woning, met elk een eigen slaapkamer, met voldoende ventilatie ter voorkoming van schimmel, doet daar niet aan af. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het Wmo-advies van 22 maart 2022, waarin is geconcludeerd dat er sprake is van een levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie die een verhuizing op korte termijn noodzakelijk maakt, voor de beoordeling van de urgentieverklaring niet relevant is, omdat de toets bij een Wmo-aanvraag anders is dan de toets die hier van toepassing is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op voorgaande terecht niet is toegekomen aan het toetsen van de medische gronden en daarmee aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. [3]
8. Ook wat betreft het toepassen van de hardheidsclausule [4] komt aan verweerder beoordelingsruimte- en beleidsvrijheid toe. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot een schrijnende situatie. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een dermate schrijnende situatie. Anders dan eiseres betoogt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de informatie van de kinderarts van 13 oktober 2021 en het Wmo-advies geen causaal verband tussen het huisvestingsprobleem en de medische situatie van haar zoon. De kinderarts geeft aan dat er geen duidelijke oorzaak is voor de luchtwegklachten van de zoon van eiseres. Voor zover eiseres ter zitting heeft gesteld dat ook haar tweede zoon inmiddels gezondheidsproblemen ervaart, heeft zij dit niet met medische informatie onderbouwd. Aan het Wmo-advies, gelet op de andere toets en de medische informatie van de kinderarts, kan dan ook niet de waarde worden toegekend die eiseres daar aan gehecht wenst te zien. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is aangetoond, dat eiseres zich in een acute noodsituatie bevindt op grond waarvan zij noodzakelijk binnen drie maanden nieuwe woonruimte nodig heeft. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder gedurende de bezwaarprocedure eiseres heeft gevraagd om extra medische informatie te overleggen. Eiseres heeft dit zowel tijdens de bezwaar- als beroepsprocedure niet gedaan. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres zich onvoldoende onderscheidt van anderen die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de aanvraag van eiseres voor de urgentieverklaring heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder b, g en m van de Huisvestigingsverordening Delft 2019 (de Huisvestingsverordening) gelezen in samenhang met artikel 2.1.2, 2.1.7 en 2.1.13 van de Beleidsregel Urgentieverklaring Delft 2019 (de Beleidsregel).
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.
3.Artikel 4:7 van de Huisvestingsverordening.
4.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.