ECLI:NL:RBDHA:2023:18371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
NL23.35960
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van een vreemdeling zonder bedenktijd bij aanwijzingen van mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiseres, die van Colombiaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 november 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij eiseres werd aangetroffen in een woning tijdens een politiecontrole. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ten tijde van de aanhouding onvoldoende aanwijzingen waren voor mensenhandel, en dat eiseres ten onrechte geen bedenktijd is aangeboden zoals vereist onder de B8-regeling van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en heeft deze per direct opgeheven. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.100,- aan eiseres voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, en zijn de proceskosten vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35960
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres heeft de gronden van de maatregel niet bestreden.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de maatregel van bewaring van het begin af aan onrechtmatig is omdat – samengevat – de staatsecretaris haar ten onrechte geen bedenktijd heeft gegund op grond van de zogenoemde B8-regeling. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank legt dat hierna uit.
5. Eiseres is op 7 november 2023 staande gehouden tijdens een controle van het zogenoemde prostitutie controle team van de politie Oost-Nederland. Uit het proces-verbaal staandehouding blijkt dat eiseres is aangetroffen in een woning waarin een week eerder twee prostituees waren aangetroffen. Tijdens de controle op 7 november 2023 was er naast eiseres een – kennelijk – naakte man aanwezig in de woning en hebben de verbalisanten onder andere condooms en glijmiddel aangetroffen. Eiseres heeft desgevraagd verklaard dat zij werkzaam was via de website [website] . In het proces-verbaal hebben de verbalisanten opgenomen dat het hen ambtshalve bekend is dat deze website voornamelijk seksueel getinte content bevat.
6. Tijdens het gehoor voor inbewaringstelling heeft eiseres verklaard dat zij ten tijde van haar staandehouding bezig was om met haar vriend filmpjes te maken voor [website] , YouTube en Instagram en dat zij haar geld verdient met de filmpjes op [website] . Haar inkomsten stuurt zij op naar haar familie in Colombia. Als zij niet werkt, heeft zij geen geld.
7. Op grond van paragraaf B8/3.1 van de Vc biedt de politie al bij de geringste aanwijzing dat sprake is van mensenhandel aan het vermoedelijke slachtoffer een bedenktijd aan van maximaal drie maanden. Binnen die termijn kan het vermoedelijke slachtoffer bedenken of hij of zij wel of geen aangifte wil doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking wil verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van een verdachte van mensenhandel. Verder staat in paragraaf B8/3.1 van de Vc dat als de bedenktijd wordt geboden aan iemand die in vreemdelingenbewaring zit, die bewaring onmiddellijk wordt opgeheven.
8. De rechtbank overweegt dat gezien de omstandigheden waaronder eiseres op 7 november 2023 is aangetroffen en verder gelet op de verklaringen van eiseres, er voor de politie ten minste geringe aanwijzingen hadden moeten bestaan voor mensenhandel. Dit geldt nog eens extra omdat de verbalisanten, die gespecialiseerd zijn in het opsporen van prostitutie, een week eerder de woning ook hadden gecontroleerd en daarin prostituees hadden aangetroffen en ambtshalve bekend waren met de content en doelgroep van [website] . De politie had eiseres daarom de bedenktijd moeten aanbieden die wordt bedoeld in paragraaf B8/3.1 van de Vc. Dat eiseres tijdens het gehoor voor inbewaringstelling een asielaanvraag heeft ingediend en heeft verklaard dat de man in de woning haar vriend was, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank leidt uit paragraaf B8/3.1 van de Vc af dat de asielaanvraag niet vóór gaat op de B8-regeling. Dat eiseres in eerste instantie heeft verklaard dat de man in de woning haar vriend was, is niet doorslaggevend aangezien hij samen met haar de filmpjes voor [website] aan het maken was.
9. De politie had eiseres dus bedenktijd moeten bieden als bedoeld in paragraaf B8/3.1 van de Vc en had haar niet in vreemdelingenbewaring mogen stellen. Voor de stelling van de staatssecretaris ter zitting dat een vreemdeling onder de B8-regeling kan vallen terwijl deze zich in bewaring bevindt, vindt de rechtbank geen steun, gelet op hetgeen hierboven is overwogen.
10. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 27 november 2023.
11. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 21 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 0 x € 130,- (verblijf politiecel) en 21 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.100,-.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 27 november 2023;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 2.100,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.