In de zaak tussen verzoeker, een asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan. Verzoeker had tegen het besluit van 31 augustus 2023, waarin zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat in een andere zaak, met nummer NL23.27715, het beroep van verzoeker al was afgedaan. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter, gezien de uitkomst van het beroep, de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en omvatten de kosten voor de rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.