Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op 24 mei 2023 te Haastrecht. De officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak werd behandeld in twee zittingen, op 6 september 2023 en 15 november 2023, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.J. van Dam.
De rechtbank concludeerde dat de camerabeelden van de brandstichting van te lage kwaliteit waren om de verdachte te identificeren. Hoewel drie familieleden van de verdachte verklaarden bepaalde gedragingen op de beelden te herkennen, vond de rechtbank deze verklaringen niet specifiek genoeg. Daarnaast was er onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de route had afgelegd van zijn weiland naar het terrein van het slachtoffer, de heer [benadeelde]. De rechtbank wees op de lage resolutie van de camerabeelden en het gebrek aan duidelijke details, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de brand had gesticht.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat de bewijslast niet was voldaan. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van camerabeelden als bewijsstuk.