ECLI:NL:RBDHA:2023:18339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.34133, NL23.34134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige politieke vervolgingsvrees

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 3 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 oktober 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging in Pakistan vanwege de politieke activiteiten van zijn broer, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze vrees op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft onvoldoende concrete en op zijn persoon toegespitste verklaringen gegeven om zijn vrees aannemelijk te maken. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is voor een tijdelijke maatregel. Eiser heeft bij binnenkomst in Nederland de autoriteiten misleid over zijn identiteit, wat bijdraagt aan de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht een inreisverbod van twee jaar heeft opgelegd en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34132 (beroep) en NL23.34133 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 3 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.34132) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL23.34133) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V. Sharma als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1981 en stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Pakistan gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag heeft of een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] loopt, vanwege de politieke activiteiten van zijn broer.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen vanwege politieke activiteiten van eisers broer;
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser – ondanks het ontbreken van identificerende documenten – geloofwaardig geacht. De gestelde problemen in Pakistan vanwege de politieke activiteiten van de broer van eiser zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht en daarom niet doorgetoetst op zwaarwegendheid. Gelet op het feit dat eiser bij binnenkomst in Nederland de autoriteiten misleid heeft over zijn identiteit door het tonen van een vals paspoort, is deze aanvraag door verweerder kennelijk ongegrond [2] verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert allereerst aan dat verweerder de problemen van eiser vanwege de politieke activiteiten van zijn broer ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser is ten onrechte tegengeworpen dat hij niet veel kan verklaren over de politieke activiteiten van zijn broer, omdat eiser – naar eigen zeggen – een simpel man is en nooit interesse heeft gehad in de politiek. Daarnaast stelt eiser dat hij erop mocht vertrouwen dat hij en zijn broer gevaar lopen in Pakistan, omdat de politie zijn broer hierover heeft ingelicht. Anders dan zijn broer kan eiser geen persoonlijke beveiliging krijgen om zichzelf tegen het gestelde gevaar te beschermen. Tot slot heeft eiser in beroep het lidmaatschap van zijn broer van de politieke partij PTI en ook de identiteit en familierelaties van eiser en zijn broer met stukken aangetoond. Ook is in beroep een krantenartikel overgelegd die spreekt over de situatie voor PTI-aanhangers in Pakistan na de arrestatie van [naam] in mei 2023.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen vanwege politieke activiteiten broer
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser in Pakistan vanwege de politieke activiteiten van zijn broer op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht. Zo heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij - ondanks de daartoe geboden gelegenheid in het nader gehoor - slechts summier en oppervlakkig verklaard heeft over de politieke activiteiten van zijn broer. Nu dit element de kern van het asielrelaas van eiser betreft, mag verweerder verwachten dat eiser in ieder geval meer en uitgebreider over deze problemen kan verklaren, zeker nu eiser stelt dat hij met zijn broer heeft samengewoond in Pakistan en nog steeds regelmatig contact met hem heeft. De stelling dat eiser nooit interesse heeft gehad voor politiek en geen privékwesties met zijn broer bespreekt kan aan dit oordeel geen afbreuk doen.
5.1
Verder heeft eiser niet met concrete, op zijn eigen persoon toegespitste verklaringen aannemelijk gemaakt dat hij vanwege de politieke betrokkenheid van zijn broer gevaar loopt in Pakistan. De enkele stelling dat hij in algemene zin vreest voor vervolging of ernstige schade, zonder enige concrete aanleiding te kunnen noemen, is daartoe onvoldoende. Dat eiser gevlucht is, omdat zijn broer naar aanleiding van een gesprek met de politie dit aan hem adviseerde, maakt niet dat de hiervoor bedoelde concrete aanleiding gegeven is. Dat eiser – anders dan zijn broer – tot slot geen persoonlijke beveiliging kan krijgen, maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. Eiser kan bij voorkomende problemen vanwege de gestelde politieke activiteiten van zijn broer zich in de eerste plaats wenden tot de autoriteiten in Pakistan. Niet gebleken is dat het inroepen van deze bescherming bij de Pakistaanse autoriteiten bij voorbaat zinloos is en daarnaast heeft eiser verklaard dat hij ook nooit van deze mogelijkheid gebruik gemaakt heeft.
5.2
De in beroep overgelegde stukken, leiden niet tot een ander oordeel. Het overgelegde krantenartikel over de situatie in Pakistan na de arrestatie van [naam] in mei 2023 ziet op gebeurtenissen die zich pas afgespeeld hebben nadat eiser in 2021 uit Pakistan is gevlucht, zodat verweerder aan dit krantenartikel dan ook niet de betekenis heeft hoeven hechten die eiser wenst te zien. Ten aanzien van de overgelegde lidmaatschapskaart heeft verweerder er op zitting terecht op gewezen dat hieruit niet volgt dat iemand politiek actief is, laat staan dat hij daardoor problemen heeft ondervonden.
5.3
Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft verweerder het asielrelaas van eiser op goede gronden ongeloofwaardig geacht.
6. Nu eiser bij binnenkomst in Nederland de autoriteiten heeft misleid omtrent zijn identiteit of nationaliteit, heeft verweerder de aanvraag terecht afgedaan als kennelijk ongegrond. Dit maakt dat verweerder gelet op artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw een vertrektermijn aan eiser heeft kunnen onthouden. Omdat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten, heeft verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw terecht een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser opgelegd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook het terugkeerbesluit en het inreisverbod van twee jaar zijn terecht aan eiser opgelegd.
8. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).