ECLI:NL:RBDHA:2023:18308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/09/649315/KG RK 23-824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in een civiele procedure

Op 7 juli 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters in een civiele procedure. Het verzoeker had op 10 juni 2023 een wrakingsverzoek ingediend, nadat de rechtbank op 9 juni 2023 een beslissing had genomen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de einduitspraak in de zaak van verzoeker. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter alleen gewraakt worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechters objectief gerechtvaardigd zouden maken.

Daarnaast werd het verzoek tot wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak afgewezen, omdat volgens de wet alleen individuele rechters gewraakt kunnen worden. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/79
zaak- /rekestnummer: C/09/649315 / KG RK 23-824
Beslissing van 7 juli 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.
strekkende tot de wraking van
mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en S.M. Westerhuis-Evers,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters (van de eerste wrakingskamer).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beslissing van de wrakingskamer van 9 juni 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 juni 2023 met bijlagen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij brief van 10 juni 2023 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om documenten te overleggen waaruit blijkt dat de rechters en de griffier van de eerste wrakingskamer, die de beslissing van 9 juni 2023 heeft genomen, beëdigd en bevoegd zijn om te oordelen over verzoeker. Indien die documenten niet binnen de gestelde termijn worden geleverd, dient verzoeker een verzoek tot wraking in van de rechters, de griffier, de rechtbank en de rechtspraak. Op 21 juni 2023 heeft de rechtbank verzoeker bericht dat de gevraagde documenten niet worden verstrekt. Aan de voorwaarde voor indiening van het wrakingsverzoek is daarom voldaan.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het verzoek is gedaan nadat de rechters van de eerste wrakingskamer einduitspraak hebben gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.3.
Aan het verzoek tot wraking zijn bovendien geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechters of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Ook om die reden zou het wrakingsverzoek zijn afgewezen.
3.4.
Over het verzoek tot wraking van de griffier, de rechtbank en de rechtspraak, overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de griffier, de rechtbank en de rechtspraak, is dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoeker is daarom ook niet-ontvankelijk in dit verzoek.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
Verzoeker heeft in deze procedure nu twee wrakingsverzoeken gedaan die niet zijn gehonoreerd en/of die feitelijke onderbouwing missen en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker en zijn gevolmachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, R.G.C. Veneman en M. Kramer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.