ECLI:NL:RBDHA:2023:18296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.31673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdelijke bescherming en termijnoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De Staatssecretaris had op 3 juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, maar eiser heeft geen zienswijze ingediend. Het bestreden besluit werd op 24 augustus 2023 genomen, en het beroepschrift van eiser werd pas op 5 oktober 2023 ontvangen, wat later is dan de wettelijke termijn van vier weken.

De rechtbank moet eerst vaststellen of het beroep ontvankelijk is. Eiser erkent dat het beroepschrift te laat is ingediend, maar beroept zich op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hij meent dat de termijnoverschrijding niet aan hem te wijten is. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig de Raad voor Rechtsbijstand heeft ingeschakeld. De gemachtigde van eiser werd pas na het verstrijken van de beroepstermijn toegewezen.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 24 augustus 2023 waarbij deze aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft geen zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroepschrift te laat ingediend?
2. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep van eiser wel ontvankelijk is. Het bestreden besluit is namelijk gedateerd op 24 augustus 2023 en het beroepschrift van eiser is pas op 5 oktober 2023 door de rechtbank ontvangen. Dat is later dan de wettelijke termijn van vier weken waarbinnen het beroepschrift moet zijn ontvangen. Eiser betwist niet dat hij het besluit heeft ontvangen. Ook bestrijdt eiser op zichzelf niet de verzending van het besluit en de datum van bekendmaking van het besluit op 24 augustus 2023. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, zodat eiser te laat beroep heeft ingesteld. De gemachtigde van eiser erkent in de brief van 31 oktober 2023 dat het beroepschrift te laat is ingediend, maar beroept zich op artikel 6:11 van de Awb omdat hij meent dat in redelijkheid niet geoordeeld kan worden dat eiser in verzuim is geweest.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding in dit geval niet verschoonbaar is. Een termijnoverschrijding is verschoonbaar als de oorzaak redelijkerwijs niet aan eiser is toe te rekenen. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij tijdig beroep heeft ingesteld, dan wel in eisers specifieke geval dat hij tijdig de Raad voor Rechtsbijstand heeft ingeschakeld. In het onderhavige geval is niet duidelijk wanneer eiser de nodige maatregelen heeft getroffen om de termijn voor het instellen van een beroep veilig te stellen door de Raad voor Rechtsbijstand in te informeren, zoals de gemachtigde van eiser ook heeft erkend. Uit de overgelegde stukken is wel gebleken dat de gemachtigde van eiser op 25 september 2023 om 16:54 uur door de Raad voor Rechtsbijstand aan eiser is toegewezen. Dit is na het verstrijken van de wettelijke beroepstermijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze toewijzing buiten de beroepstermijn het gevolg is geweest van enige vertraging of achterstanden bij de Raad van Rechtsbijstand. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.