ECLI:NL:RBDHA:2023:18296
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdelijke bescherming en termijnoverschrijding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De Staatssecretaris had op 3 juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, maar eiser heeft geen zienswijze ingediend. Het bestreden besluit werd op 24 augustus 2023 genomen, en het beroepschrift van eiser werd pas op 5 oktober 2023 ontvangen, wat later is dan de wettelijke termijn van vier weken.
De rechtbank moet eerst vaststellen of het beroep ontvankelijk is. Eiser erkent dat het beroepschrift te laat is ingediend, maar beroept zich op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hij meent dat de termijnoverschrijding niet aan hem te wijten is. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig de Raad voor Rechtsbijstand heeft ingeschakeld. De gemachtigde van eiser werd pas na het verstrijken van de beroepstermijn toegewezen.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.