ECLI:NL:RBDHA:2023:18288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/09/627916 / FA RK 22-2320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inschrijving van een Engelse geboorteakte in het Nederlandse register van geboorten met betrekking tot familierechtelijke betrekkingen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 november 2023, is het verzoek van [verzoeker01] om inschrijving van zijn Engelse geboorteakte in het Nederlandse register van geboorten behandeld. Verzoeker, geboren op [geboortedatum01] 1980 in Groot-Brittannië, heeft een Nederlandse vader die op zijn geboorteakte is vermeld. De rechtbank oordeelt dat deze vermelding voldoende is om een familierechtelijke betrekking tussen de vader en verzoeker aan te nemen, en beschouwt de buitenlandse rechtshandeling als erkenning. Verzoeker heeft via zijn vader de Nederlandse nationaliteit verkregen, waardoor zijn geboorteakte in Nederland kan worden ingeschreven. De rechtbank heeft de relevante juridische kaders, zoals de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke weigeringsgronden zijn voor de erkenning van de buitenlandse geboorteakte en gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente [plaats01]. Het verzoek om een latere vermelding van de erkenning door de vader wordt afgewezen, omdat de inschrijving van de geboorteakte al voldoende is om de familierechtelijke betrekkingen vast te leggen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2320
Zaaknummer: C/09/627916
Datum beschikking: 10 november 2023
Beschikkingop het op 7 april 2022 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker01]
verzoeker,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats01] ,
zetelend te [plaats01] ,
de ambtenaar;
de Minister van Justitie en Veiligheid,
in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk,
in rechte vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen de IND,
zetelend te [plaats01] .
Procedure
Bij beschikking van 23 december 2022 van deze rechtbank is de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk verzocht om advies uit te brengen, als bedoeld in artikel 20 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), aangaande het Nederlanderschap van verzoeker.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 20 maart 2023 van de IND;
  • de brief van 25 april 2023 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 8 juni 2023 van de IND;
  • de brief van 29 augustus 2023 met bijlagen, van de zijde van verzoeker.
Vervolgens heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald bij de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Op 28 september 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn advocaat;
  • de ambtenaar in de persoon van [naam01] ;
  • de IND in de persoon van mr. [naam02] .
Als toehoorder was aanwezig de heer [naam03] , de vader van verzoeker.
Van de zijde van de IND zijn pleitnotities overgelegd.
Beoordeling

1.Rechtsmacht en toepasselijk recht

Omdat verzoeker in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht toe om van de verzoeken kennis te nemen.
Op het verzoek tot afgifte van een verklaring voor recht en tot afgifte van een last aan de ambtenaar zal de rechtbank Nederlands recht toepassen.

2.Verklaring voor recht

2.1.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Ingevolge artikel 1:25 BW worden – voor zover hier van belang – buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in de registers van geboorten, indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
Op de voet van artikel 1:25g BW kunnen ook vervangende geboorteakten worden ingeschreven of beschikkingen die overeenkomen met beschikkingen terzake van vervangende geboorteakten.
2.2.
Ontvankelijkheid
Het belang van verzoeker is erin gelegen dat hij in Nederland geregistreerd zal worden met zijn oudergegevens en met de Nederlandse nationaliteit. Volgens verzoeker is hij in het bezit van de Nederlandse nationaliteit omdat hij een Nederlandse vader heeft door wie hij is erkend. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoeker een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
2.3.
Inschrijfbaarheid van de statutory declaration
Verzoeker wenst inschrijving van de statutory declaration. Deze door zijn vader afgelegde, maar niet in de procedure ingebrachte, statutory declaration is geen akte als bedoeld in artikel 1:25 BW of artikel 1:25g BW, zodat deze akte, wat er verder ook van de inhoud zij, niet voor inschrijving in de Nederlandse registers in aanmerking komt. Het verzoek tot inschrijving van deze declaration zal daarom als niet op de wet gegrond worden afgewezen.
3.Erkenning van de geboorteakte
3.1.
Inhoud van de buitenlandse geboorteakte
Uit de geboorteakte volgt dat verzoeker op [geboortedatum01] 1980 is geboren uit [naam04] als moeder. De moeder heeft de geboorteaangifte gedaan. In de geboorteakte is vermeld dat op [datum01] 1980 een statutory declaration is afgelegd door [naam05] , hierna: de vader. Die statutory declaration is op [datum02] 1980 op de akte vermeld. De registrar heeft de akte op [datum03] 1980 geregistreerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat tussen hem en zijn vader een familierechtelijke betrekking is ontstaan omdat zijn vader op [datum01] 1980 te [plaats02] (Griekenland) een statutory declaration heeft ondertekend op grond waarvan hij vervolgens als vader op de geboorteakte van verzoeker is vermeld. Volgens verzoeker is hij hiermee door zijn vader erkend en dient deze erkenning ook in Nederland erkend te worden.
De ambtenaar en tevens de IND hebben zich op het standpunt gesteld dat de enkele vermelding van de naam van de vader op de geboorteakte van verzoeker er niet toe heeft geleid dat er een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen de vader en verzoeker. De ambtenaar stelt dat een vermelding niet gelijk te stellen is aan een erkenning van het juridisch vaderschap nu deze rechtsfiguur in die tijd naar Engels recht niet bestond. Om toen naar Engels recht voor een kind dat buiten een huwelijk was geboren vergelijkbare rechtsgevolgen te realiseren als de Nederlandse erkenning was tevens nodig dat er een Parental Responsibility Agreement tot stand kwam bij de rechtbank.
De vraag die voorligt is welke juridische consequenties naar Engels recht er ten tijde van het afleggen van de statutory declaration verbonden waren aan de (enkele) registratie van de vader op de geboorteakte van het buiten het huwelijk geboren kind en of dit kan worden aangeduid als het vestigen van een (Nederlandse) familierechtelijke betrekking. De rechtbank stelt vast dat naar Engels recht van oudsher een juridisch onderscheid bestond tussen wettige (staande het huwelijk geboren) en onwettige (buiten het huwelijk geboren) kinderen en dat dit verschil in rechtspositie in de loop van de vorige eeuw (in de jaren vijftig tot en met de jaren zeventig) steeds meer gelijk getrokken is. Ten tijde van het afleggen van de statutory declaration had de vermelding van de vader op de geboorteakte naar Engels recht het rechtsgevolg dat de afstammingsrelatie werd vastgelegd. Immers, de vader werd naar Engels recht vermoed de biologische en ook juridische vader van verzoeker te zijn. Naast het vastleggen van de afstammingsrelatie had dit tevens van rechtswege het gevolg dat er voor de vader een onderhoudsverplichting ontstond en dat het kind erfrechtelijke aanspraken kreeg. Ten tijde van het afleggen van de statutory declaration (voor de wetswijziging van de Children Act 1989 van 1 december 2003) verkreeg een op de geboorteakte vermelde vader naar Engels recht niet van rechtswege “parental responsibility”, hiervoor was noodzakelijk dat bij gerechtelijke beslissing een Parental Responsibility Agreement met de moeder werd vastgesteld. De ouders van verzoeker zijn niet tevens een Parental Responsibility Agreement aangegaan.
De rechtbank is van oordeel dat met het afleggen van de statutory declaration, waarmee de vader op de geboorteakte is gekomen een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen de vader en verzoeker en dat het geheel aan rechtsgevolgen in familierechtelijke zin van deze vermelding vrijwel gelijk is aan de rechtsgevolgen in familierechtelijke zin van de (toenmalige) Nederlandse erkenning. Immers het afleggen van de statutory declaration leidt direct tot de vaststelling van de afstammingsrelatie en tot andere familierechtelijke aanspraken/verplichtingen tussen de vader en het kind. Het feit dat de vader niet tevens van rechtswege de “parental responsibility” heeft gekregen over verzoeker doet hieraan niet af. Immers, ook naar Nederlands recht had een erkenning (in die tijd) niet het rechtsgevolg dat er van rechtswege sprake was van (gezamenlijk) gezag van de vader. Daarbij komt dat ook in Nederland voor het vaststellen van een omgangs- en/of informatieregeling aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, dan wel juridische procedures moeten worden doorlopen. De in een Parental Responsibility Agreement vastgelegde (uitgebreide) vorm van gezag met de tussen de ouders overeengekomen invulling van dit gezag staat los van de rechten en verplichtingen die een ongehuwde man van rechtswege jegens zijn kind naar Engels recht ook voor 2003 al had. Daar komt bij dat een ongehuwde man jegens zijn kind ook naar Engels recht informeel zijn parental responsibility kon nemen zonder dat daar enige rechterlijke tussenkomst of overeenkomst met de moeder aan ten grondslag lag.
Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat er tussen verzoeker en (de op) zijn (geboorteakte vermelde) vader door het afleggen van de statutory declaration een familierechtelijke betrekking is ontstaan. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of de geboorteakte, met de vermelding van de oudergegevens, voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
3.2.
Erkenning van de buitenlandse geboorteakte
3.2.1.
Toetsingskader
Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De toetsingsgronden van artikel 10:100 BW gelden ook voor rechtsfeiten waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld die zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Artikel 10:101 lid 2 BW geeft vervolgens specifieke regels over de weigeringsgronden in het geval er in het buitenland een erkenning heeft plaatsgevonden. In zo’n geval doet een weigeringsgrond zich in elk geval voor als:
a. de erkenning is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen;
b. als, wat betreft de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten van het recht dat ingevolge artikel 95 lid 3, van dit Boek toepasselijk is, of
c. als de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Uitgangspunt van de wet is dus dat buitenlands tot stand gekomen rechtsfeiten waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld, die zijn neergelegd in een door een daartoe bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, in beginsel van rechtswege worden erkend. Dit is slechts anders indien sprake is van een wettelijke weigeringsgrond. De rechtbank zal beoordelen of aan de wettelijke voorwaarden voor erkenning is voldaan.
3.2.2.
Akte door een bevoegde instantie opgemaakt?
De geboorteakte is opgemaakt door de registrar. Niet in geschil is dat deze registrar de bevoegde ambtenaar is voor het opmaken van de geboorteakte.
3.2.3.
Akte overeenkomstig het Engelse recht opgemaakt?
De overgelegde akte is een Certified Copy of an entry pursuant to the Births and Deaths Registration Act 1953. Niet in geschil is dat de overgelegde geboorteakte volgens de Engelse registratieregels is opgemaakt.
Ten aanzien van de inhoud van de geboorteakte geldt het volgende. Op de geboorteakte van verzoeker staan een vader en een moeder geregistreerd. De rechtbank heeft hierboven uiteengezet dat overeenkomstig het Engelse recht bij een buiten huwelijk geboren kind zowel een vader als moeder geregistreerd kan worden op de geboorteakte op basis van het rechtsvermoeden van afstamming. De geboorteakte is aldus overeenkomstig het Engelse recht opgemaakt.
3.2.4.
Weigeringsgrond op basis van artikel 10:100 BW?
Omdat verzoeker in Groot-Brittannië is geboren uit een Engelse moeder, was er voldoende aanknoping met de rechtssfeer van Groot-Brittannië om daar een geboorteakte op te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook sprake geweest van behoorlijk onderzoek. Op de voet van section 10 van de Births and Deaths Registration Act 1953 kan de niet met de moeder gehuwde vader immers alleen op de geboorteakte worden vermeld met toestemming van de moeder. Op grond van artikel 10:95 lid 3 BW dient naar Engels recht beoordeeld te worden of de moeder heeft ingestemd met de erkenning. Dat de moeder heeft ingestemd met deze erkenning, blijkt impliciet uit het opnemen van de vadergegevens op de geboorteakte, temeer daar de vader zijn statutory declaration heeft afgelegd in Griekenland, buiten aanwezigheid van de moeder. Dat was niet mogelijk geweest als hij niet over toestemming van de moeder hiertoe had beschikt.
3.2.5.
Onverenigbaar met de Nederlandse openbare orde?
Niet is gesteld of gebleken dat het opnemen van de vadergegevens van de vader van verzoeker op de geboorteakte in strijd is met de openbare orde. De vader was op het moment van vermelding van zijn naam op de geboorteakte niet gehuwd. De moeder van verzoeker was evenmin gehuwd. Ook anderszins is niet gesteld of gebleken van beletsels die maken dat het opnemen van de naam van de vader in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
3.2.6.
Weigeringsgrond op basis van artikel 10:101 BW?
Zoals hiervoor is overwogen heeft de Engelse rechtsfiguur van het afleggen van de statutory declaration waarmee de vadergegevens op de geboorteakte zijn opgenomen qua rechtsgevolgen veel weg van de rechtsgevolgen van een (toentertijd) erkenning naar Nederlands recht. Dat maakt dat de rechtbank ook zal toetsen aan de specifieke weigeringsgronden van artikel 10:101 BW.
Als uitgangspunt daarbij geldt dat het enkele feit dat het ontstaan van een familierechtelijke betrekking niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De vader van verzoeker was op het moment van het afleggen van de statutory declaration meerderjarig. Er was geen andere ouder van verzoeker dan de moeder, en verzoeker was jonger dan twaalf jaar oud op het moment van afleggen van de verklaring. De moeder heeft ingestemd met het opnemen van de vadergegevens, omdat de registrar deze anders niet had mogen opnemen. Gesteld noch gebleken is dat de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een weigeringsgrond op de voet van artikel 10:100 BW of 10:101 BW.
3.2.7.
Conclusie
Uit al het voorgaande blijkt dat verzoeker een op rechtsgeldige wijze naar Engels recht opgemaakte voor erkenning vatbare geboorteakte heeft overgelegd waaruit blijkt dat verzoeker zowel een vader als een moeder heeft. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of deze geboorteakte in Nederland kan worden ingeschreven.

4.Inschrijfbaarheid van de buitenlandse geboorteakte

4.1.
Toetsingskader
Op grond van artikel 1:25 lid 1 BW worden buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in de registers van geboorten van de gemeente [plaats01] , indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
Om tot inschrijving van de geboorteakte te komen, moet aan de verschillende eisen van artikel 1:25 BW worden getoetst.
4.2.
Inhoudelijke beoordeling
Hierboven heeft de rechtbank al vastgesteld dat de geboorteakte voor erkenning in Nederland vatbaar is. Verzoeker kan als belanghebbende worden aangemerkt, omdat het zijn geboorteakte betreft. Verzoeker wenst in Nederland als Nederlander geregistreerd te worden, zodat hij ook in die hoedanigheid aan het Nederlandse rechtsverkeer kan deelnemen. Dat maakt dat hij belang heeft bij zijn verzoek.
De rechtbank zal tot slot beoordelen of verzoeker in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Aan deze voorwaarde moet ook voldaan zijn om tot inschrijving van de geboorteakte te kunnen komen. In die beoordeling neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat verzoeker zowel naar Nederlands als naar Engels recht als kind van zijn vader en moeder kan worden aangemerkt, omdat er tussen hem en zijn beide ouders een familierechtelijke band is ontstaan die erkend kan worden.
4.3.
Verkrijging van het Nederlanderschap
In geschil is of verzoeker in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Volgens verzoeker is dit het geval, terwijl de ambtenaar en de IND zich op het standpunt stellen dat verzoeker niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Op het moment van geboorte van verzoeker was de Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap van 1892 (WNI) van toepassing. Volgens artikel 1 aanhef en onder 1 van deze wet gold:
Nederlanders door geboorte zijn: het wettig, gewettigd of door de vader erkend natuurlijk kind, waarvan tijdens de geboorte de vader de staat van Nederlander bezit.
Verzoeker voldoet aan voornoemde voorwaarden, nu hij een door zijn vader erkend kind is, waarvan tijdens zijn geboorte zijn vader de staat van Nederlander bezat.
Het voorgaande brengt met zich dat aan de voorwaarden van artikel 1:25 BW is voldaan, zodat de rechtbank een last tot inschrijving van de geboorteakte zal geven.
Op de voet van artikel 1:24 lid 2 BW stuurt de griffier van, in dit geval deze rechtbank, niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking een afschrift daarvan toe aan de ambtenaar waar de geboorteakte moet worden ingeschreven. Gelet hierop kan de beslissing op dit punt niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en zal de rechtbank dit deel van het verzoek afwijzen.
4.4.
Gevolgen van de inschrijving van de geboorteakte
De ambtenaar kan de erkende, buiten Nederland vastgestelde familierechtelijke betrekkingen in Nederland alleen in de registers van de burgerlijke stand opnemen op de wijze van het Besluit burgerlijke stand (artikel 43 BBS).
Op de inschrijving van de Engelse geboorteakte is artikel 46 BBS (opgenomen in hetzelfde hoofdstuk en dezelfde afdeling van het BBS) van toepassing. Artikel 46 BBS luidt als volgt:
“De akte van inschrijving van een buiten Nederland opgemaakte akte van geboorte of van de rechterlijke beschikking, bedoeld in artikel 25f van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt, voor zover deze aan het in te schrijven stuk kunnen worden ontleend, de in artikel 43 genoemde gegevens.”
Uit voornoemde bepaling volgt dan ook dat op de akte van inschrijving van een buiten Nederland opgemaakte akte van geboorte de in artikel 43 BBS genoemde gegevens worden opgenomen, voor zover deze aan het in te schrijven stuk, in deze dus de Engelse geboorteakte, kunnen worden ontleend. Uit de Engelse geboorteakte blijkt van een vader. Inschrijving van de buitenlandse geboorteakte in de Nederlandse registers betekent dus dat verzoeker hier geregistreerd zal worden met een vader en een moeder op basis van het Engelse recht.
De rechtbank laat het aan de ambtenaar om te bepalen op welke wijze de Engelse rechtsfiguur, waarmee de familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en zijn vader is gevestigd, aan te tekenen op de geboorteakte.

5.Inschrijving van de latere vermelding van de erkenning

Verzoeker heeft verzocht om de ambtenaar een last te geven om een latere vermelding van de erkenning door de vader aan de nog in te schrijven geboorteakte toe te voegen.
5.1.
Toetsingskader
Op grond van artikel 1:20b lid 1 BW wordt op verzoek van een belanghebbende door de ambtenaar een latere vermelding toegevoegd aan een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte geboorteakte.
5.2.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker geen belang meer heeft bij het verzoek tot latere vermelding van de erkenning, omdat inschrijving van de buitenlandse geboorteakte er al toe leidt dat de geboorteakte van verzoeker, met zowel de gegevens van zijn moeder als zijn vader, hier wordt ingeschreven. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Beslissing
De rechtbank:
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente [plaats01] van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften te Yeovil, County of Somerset, Groot-Brittannië, opgemaakte geboorteakte van:
- [verzoeker01] geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] , [streek01] , Groot-Brittannië, met nummer [nummer01] , opgemaakt op [datum02] 1980, met vermelding van [naam04] als zijn moeder en [naam05] als zijn vader;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, H.M. Boone en C.L. Strop, rechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 10 november 2023.