ECLI:NL:RBDHA:2023:18285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
nl22.20350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv-aanvraag voor Syrische familieleden op basis van artikel 8 EVRM en de beoordeling van afhankelijkheidsrelaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van de mvv-aanvraag van een Syrische familie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eisers, die in Libanon verblijven, afgewezen op basis van de stelling dat er geen sprake was van een beschermenswaardig familieleven volgens artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd door te beoordelen of de eisers zonder de referent zelfstandig kunnen functioneren, in plaats van te kijken naar de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen. De rechtbank oordeelt dat de emotionele, financiële en praktische afhankelijkheid tussen de referent en de eisers de gebruikelijke banden overstijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de vastgestelde afhankelijkheid en de noodzaak van beschermenswaardig familieleven. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de termijn wordt overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.20350
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] en [V-nummer 3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1954, eiser I,
[eiseres],
geboren op [geboortedatum 2] 1966, eiseres; en,
[eiser 2],
geboren op [geboortedatum 3] , eiser II,
allen van Syrische nationaliteit, samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.E. Jans),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R. Mustafa).

Procesverloop

Met de besluiten van 4 oktober 2021 (de primaire besluiten) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eisers van 7 april 2021 tot verlening van een mvv [1] met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ (referent) afgewezen.
Met het besluit van 12 september 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Op 7 oktober 2022 zijn eisers in beroep gegaan tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. Referent is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [de persoon] als tolk Arabisch-Syrisch. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1.1
Referent is geboren op [geboortedatum 4] 1984 en heeft de Syrische nationaliteit. Zij is op 19 oktober 2020 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eisers hebben de Syrische nationaliteit en verblijven momenteel in Libanon. Zij beogen verblijf in Nederland bij referent. Eiser I en eiseres zijn de ouders van referent. Eiser II is de meerderjarige broer van referent. Op 7 april 2021 heeft referent een mvv aangevraagd voor eisers.
2.1
Referent heeft het volgende verklaard over haar band met eisers en de onderlinge afhankelijkheidsrelatie.
2.2
Referent is geboren met een lichamelijke beperking (vervormingen) aan haar ledematen. Door deze lichamelijke beperking kan zij haar handen en voeten niet goed gebruiken en heeft zij voor praktische zaken hulp nodig van anderen. De familie van referent was bij haar geboorte ontdaan door haar lichamelijke beperking. Referent was ongewenst en werd aanvankelijk gezien als een bestraffing. Haar ouders werden daardoor religieuzer. Toen de ouders van referent erachter kwamen dat leven met de lichamelijke beperking van referent en de behandeling daarvan makkelijker was dan zij dachten, werd referent gezien als een zegen. Referent kreeg een speciale behandeling vergeleken met haar broers en zussen. Dankzij de steun van haar ouders was referent in staat om als enige van haar broers en zussen te studeren.
2.3
Referent en eisers hebben altijd samengewoond totdat eisers in december 2012 vanwege de oorlog in Syrië naar Libanon zijn gevlucht. Referent bleef in Syrië werken voor het Ministerie van Gezondheid in Damascus. Zij is in augustus 2014 ook naar Libanon gevlucht om voor eisers te zorgen. Het gezin heeft daar in gezinsverband samengewoond tot het vertrek van referent naar Nederland in november 2019. Referent verrichtte activistische werkzaamheden voor de organisatie
Women Now For Development [2] en werd daardoor in Libanon gezocht door twee Syrische veiligheidsdiensten. In 2020 heeft referent om die reden een asielvergunning gekregen. Eisers zijn in Libanon als vluchteling geregistreerd door de UNHCR [3] , maar zij verblijven daar niet legaal. Eisers zijn bang om te worden gearresteerd en te worden uitgezet naar Syrië. Daar zijn eisers niet veilig vanwege bovengenoemde activistische werkzaamheden die referent ook vanuit Nederland verricht.
2.4
De ouders van referent hebben allebei last van diabetes en hoge bloeddruk. Haar vader is er erger aan toe dan haar moeder. Zo heeft hij vanwege de diabetes ook bloedingen aan zijn ogen. Zijn situatie is in Libanon verergerd. Omdat zij niet legaal verblijven, kunnen zij geen gebruik maken van de voorzieningen en heeft de vader van referent geen toegang tot de benodigde behandeling. Zijn medicatie moet uit Syrië komen. De moeder van referent heeft daarnaast ook een schildklieraandoening. Haar medicatie is wel beschikbaar in Libanon. De kosten daarvan zijn echter een probleem. Referent regelt de medicatie en medische zorg voor haar ouders op afstand via haar contacten. Referent is andersom afhankelijk van eisers. Zij heeft door haar lichamelijke beperking hulp nodig bij de algemene dagelijkse verrichtingen. Het gaat dan om dingen die zij niet kan doen zoals het klaarmaken van eten, wassen, schoonmaken, spullen tillen en activiteiten waarbij ze lang moet lopen en staan. Eisers hebben haar hiermee geholpen tot haar vlucht naar Nederland. Op dit moment wordt zij geholpen door anderen in het asielzoekerscentrum. Hoewel deze hulp niet essentieel is, verbetert dat wel de kwaliteit van haar leven. Referent maakt zich daarom zorgen om haar situatie als zij alleen gaat wonen.
2.5
De vader van referent heeft in Syrië tot aan zijn pensioen in 2005 gewerkt voor de Ba'ath partij [4] vlakbij Damascus. Sindsdien heeft hij niet gewerkt. De moeder van referent is huisvrouw en heeft nooit gewerkt. De broer van referent heeft af en toe een bijbaantje gehad. De laatste keer dat hij heeft gewerkt was voor het vertrek van referent naar Nederland. Referent is sinds haar vlucht naar Libanon in augustus 2014 verantwoordelijk voor het gezinsinkomen. Zij is de enige die in Libanon vast werk heeft kunnen vinden via haar goede contacten met NGO’s [5] . Referent is eisers na haar vlucht naar Nederland in november 2019 financieel blijven bijstaan. Hoewel zij nog een getrouwde broer en zus heeft in Libanon, kunnen zij eisers financieel niet bijstaan omdat zij onder de armoedegrens leven. Dit komt door hun illegale status en de slechte politieke- en economische situatie in Libanon. Referent heeft zich per september 2022 ingeschreven voor de masteropleiding
Social Sciencesaan de Universiteit van Amsterdam. Zij voorziet nog niet in haar eigen onderhoud, maar is wel aangenomen voor een ‘train de trainer programma’ bij Governance & Integrity International. Uit een verklaring van de directeur van Governance & Integrity International volgt dat referent na succesvol afronding van het programma kan worden ingezet voor het verzorgen van onder andere trainingen. Daarvoor zal zij een vergoeding krijgen van € 600,- á € 700,- per dag. Ook heeft referent een opdracht voor de universiteit van Krems in Oostenrijk aangenomen die tot het einde van 2022 duurde. Voor deze opdracht heeft zij gewerkt aan het ontwikkelen van vragen voor sociaal wetenschappelijk onderzoek en de vertaling daarvan van het Engels naar het Arabisch.
2.6
Referent heeft verklaard dat zij en eisers emotioneel heel afhankelijk van elkaar zijn, zeker nu zij is geboren met een lichamelijke beperking. Deze lichamelijke beperking heeft ervoor gezorgd dat referent en eisers erg hecht zijn geworden. Daardoor heeft zij, vergeleken met haar broers en zussen, een speciale band met haar ouders. Door deze lichamelijke beperking is referent ongehuwd gebleven en heeft zij tot haar 35ste met eisers samengewoond. Uit een verklaring van een psycholoog volgt dat de moeder van referent ten gevolge van de scheiding lijdt aan een depressie en een angststoornis. Zij wordt daarvoor behandeld en krijgt ook medicatie. Referent regelt ook deze zorg voor haar moeder. De vader van referent heeft ook depressieve klachten, maar wil niet spreken met een psycholoog. Referent is gediagnosticeerd met een angst-, een aanpassingsstoornis en een depressie. Dit is het gevolg van de scheiding met eisers. Zij krijgt medicatie voor haar psychische klachten. Psychiatrische hulp is geïndiceerd, maar is nog niet beschikbaar. Referent belt dagelijks met eisers.
Standpunt partijen
3.1
Met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen omdat eisers niet aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv voldoen. Het niet toestaan van het verblijf van eisers in Nederland is namelijk niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [6] . Volgens de staatssecretaris is geen sprake van beschermenswaardig familieleven tussen eisers en referent. Bij volwassenen moet sprake zijn van ‘more than the normal emotional ties’. Hoewel is gebleken dat sprake is van een sterke emotionele band tussen eisers en referent, is volgens de staatssecretaris geen sprake van deze meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het gaat daarbij namelijk om banden die zo sterk zijn dat familieleden niet kunnen functioneren als zij van elkaar gescheiden zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. Verder valt de belangenafweging uit in het nadeel van eisers omdat het economische belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt.
3.2
Eisers hebben het bestreden besluit gemotiveerd betwist. Zij menen dat ten onrechte is geoordeeld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eisers en referent. Naast de samenwoning van bijna 35 jaar in Syrië en Libanon, wijzen eisers op de onderlinge emotionele en financiële afhankelijkheid en op de lichamelijke beperking van referent.
Meer dan de gebruikelijke afhankelijkheid
4.1
Partijen zijn verdeeld over de vraag of tussen eisers en referent sprake is van een meer dan de gebruikelijke afhankelijkheid (‘further elements of dependency, involving more than the normal emotional ties’). Volgens het EHRM [7] kan immers dan pas worden gesproken van beschermenswaardig familieleven tussen ouders en meerderjarige kinderen en meerderjarige kinderen onderling. [8]
4.2
Uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt namelijk dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, waarbij sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. [9] Het EHRM heeft in verschillende uitspraken factoren aangewezen die relevant kunnen zijn bij de vraag of sprake is van deze meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Van belang is of de familieleden hebben samengewoond [10] , de mate van financiële afhankelijkheid [11] , de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden [12] , de banden met het land van herkomst [13] en of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin [14] .
4.3
De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd, door te beoordelen of eisers zonder referent in staat zijn zelfstandig te functioneren. Uit de hierboven genoemde rechtspraak van het EHRM volgt dat moet worden beoordeeld of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, waarbij sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Door de toetsing te beperken tot de vraag of eisers zonder referent in staat zijn zelfstandig te functioneren, werpt de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank een te hoge lat op die niet uit rechtspraak van het EHRM volgt. De staatssecretaris heeft betoogd dat in de Werkinstructie 2020/16 over de toetsing van 8 EVRM dit criterium staat vermeld. De rechtbank is echter van oordeel dat voor dit criterium geen enkele grondslag is te vinden in de uitspraken van het EHRM. [15] Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid.
5.1
Het bovenstaande neemt niet weg dat de staatssecretaris feitelijk de verschillende hierboven genoemde elementen van afhankelijkheid wel heeft beoordeeld, zij het dat daarbij de verkeerde maatstaf is gehanteerd. De rechtbank ziet in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding om die beoordeling te toetsen. Daarbij is van belang of het geheel aan elementen samen beoordeeld tot de conclusie moet leiden dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verder is van belang dat de rechtbank de beoordeling van de staatssecretaris vol moet toetsen, nu het hier gaat om de vaststelling of sprake is van beschermenswaardig familieleven. Tot slot is relevant dat de beoordeling of een bepaalde afhankelijkheid gebruikelijk is of juist de gebruikelijke afhankelijkheid tussen ouder en kind overstijgt, naar het oordeel van deze rechtbank moet worden beoordeeld naar wat naar Nederlandse maatstaven gangbaar is, en niet naar wat gangbaar zou zijn in het land van herkomst van de vreemdelingen van de specifieke casuspositie die voorligt.
5.2
Allereerst hebben eisers gesteld dat zij bijna 35 jaar hebben samengewoond met referent. De staatssecretaris is daar ook vanuit gegaan. Verder volgt uit de overgelegde stukken [16] dat referent en haar moeder psychische klachten ondervinden ten gevolge van de scheiding en dat zij daar allebei medicatie voor krijgen en ondersteuning van een psycholoog. Volgens de staatssecretaris volgt hieruit dat sprake is van een sterke emotionele band, en dat referent met eisers herenigd wil worden. Dat is volgens de staatssecretaris begrijpelijk, maar maakt niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijk. Referent en haar moeder krijgen immers psychologische ondersteuning en medicatie en hoewel deze beroepsmatige ondersteuning het gemis niet wegneemt, volgt volgens de staatssecretaris hieruit dat zij niet exclusief afhankelijk van elkaar zijn voor emotionele ondersteuning. De rechtbank volgt dit niet. Uit de overgelegde stukken volgt onmiskenbaar dat zowel referent als haar moeder psychisch lijden ten gevolge van de scheiding. De rechtbank is van oordeel dat dit een omstandigheid is die het gangbare overstijgt. Het is immers niet gebruikelijk dat een ouder en een volwassen kind psychisch lijden ten gevolge van een scheiding. Dat referent en haar moeder daar behandeling voor krijgen, is geen relevant element bij de vaststelling of sprake is van beschermenswaardig familieleven. Dit zegt namelijk niets over de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Dit element kan enkel een rol spelen bij de daaropvolgende belangenafweging. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat referent zich – ondanks de psychische problemen en haar fysieke beperking –in Nederland is blijven doorontwikkelen en in staat is om zonder de aanwezigheid van eisers zelfstandig te functioneren. De rechtbank merkt overigens op dat de staatssecretaris hiermee lijkt te suggereren dat bij vreemdelingen die na een scheiding goed presteren, minder snel sprake kan zijn van beschermenswaardig familieleven. Deze gedachte is niet te volgen en de rechtbank is ook niet bekend met rechtspraak van het EHRM waar dat uit volgt. Dit element kan als gezegd hooguit een rol spelen bij de daaropvolgende belangenafweging.
5.3
Ten aanzien van de financiële afhankelijkheid is de staatssecretaris uitgegaan van de omstandigheid dat eisers sinds december 2014 financieel helemaal afhankelijk zijn van referent. De rechtbank is van oordeel dat ook dit een omstandigheid is die het gangbare overstijgt. Het is immers niet gebruikelijk dat ouders en een broer financieel volledig afhankelijk zijn van een meerderjarig kind dan wel zus, die ook nog eens niet volledig in haar eigen onderhoud voorziet. Het betoog van de staatssecretaris dat deze financiële hulp ook kan worden gecontinueerd in de huidige vorm, is geen relevant element bij de vaststelling of sprake is van beschermenswaardig familieleven. Dit zegt namelijk niets over de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Dat financiële hulp ook op afstand kan worden gecontinueerd, is een element dat enkel een rol kan spelen bij de daaropvolgende belangenafweging.
5.4
Tot slot hebben eisers gewezen op de lichamelijke beperking van referent. Tussen partijen is niet in geschil dat referent ondersteuning nodig heeft bij haar dagelijkse bezigheden. Ook is niet in geschil dat eisers hebben voorzien in deze ondersteuning tot de vlucht van referent naar Nederland. Gelet op de verklaring van referent dat deze praktische hulp niet essentieel is, leidt deze omstandigheid volgens de staatssecretaris niet tot de conclusie dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Dit geldt volgens de staatssecretaris ook voor de omstandigheid dat referent de medische zorg voor eisers op afstand regelt en betaalt. Dit kan namelijk ook op afstand voortgezet worden. Ook op dit punt volgt de rechtbank de staatssecretaris niet. Uit de omstandigheid dat eisers bijna 35 jaar lang referent hebben ondersteund bij haar dagelijkse bezigheden kan worden afgeleid dat de banden tussen eisers en referent de gebruikelijke banden overstijgen. Dergelijke dagelijkse ondersteuning is immers niet gebruikelijk in de relatie tussen ouders en een volwassen kind dan wel tussen broer en zus. Verder heeft referent weliswaar verklaard dat deze praktische hulp niet essentieel is, maar dat is een vraag die naar het oordeel van de rechtbank in de belangenafweging thuishoort en niet bij de vaststelling of sprake is van beschermenswaardig familieleven. Dit geldt ook voor de vraag of het regelen en de financiering van medische zorg voor eisers door referent op afstand voortgezet kan worden. Deze elementen zeggen namelijk niets over de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
5.5
Uit de voorgaande overwegingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de verschillende elementen met betrekking tot de afhankelijkheidsrelatie. Deze elementen gezamenlijk bezien leiden de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris ten onrechte heeft vastgesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en daarmee ook ten onrechte heeft vastgesteld dat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid.
6. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb [17] . Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank ziet geen verdere mogelijkheid tot finale geschilbeslechting. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De staatssecretaris zal opnieuw een belangenafweging moeten verrichten, waarbij moet worden uitgegaan van beschermenswaardig familieleven tussen referent en eisers. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, zesde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een dwangsom verbeurt als hij deze termijn overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag dat de termijn overschreden wordt, met een maximum van € 7.500,-. Naar het oordeel van de rechtbank volstaat deze dwangsom om de staatssecretaris te stimuleren om spoedig te beslissen.
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,‑ (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- (zegge: honderdvierentachtig euro) aan eisers te vergoeden; en,
-veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,- (zegge: zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Tanyildiz als griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.
3.United Nations High Commissioner for Refugees.
4.De Socialistische partij van de Arabische Herrijzenis is de politieke partij van Bashar al-Assad.
5.Niet-gouvernementele organisaties.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 juni 2010, [naam 1] tegen het Verenigd Koninkrijk, app.no. 47486/06.
9.Uitspraak van 17 april 2012, [naam 2] en [naam 3] tegen Oostenrijk, app.no. 1598/06.
10.Uitspraak van 19 november 2014, [naam 4] tegen Zwitserland, app.no. 5049/12.
11.Uitspraak van 20 september 2011, A.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, app.no. 8000/08.
12.Uitspraak van 10 oktober 1994, [naam 5] tegen Zwitserland, app.no. 23218/94.
13.Beslissing van 28 juni 1995, [naam 6] tegen Oostenrijk, app.no. 25777/94.
14.Uitspraak van 7 november 2000, [naam 7] en [naam 8] tegen Nederland, app.no. 31519/96.
15.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van vandaag in de zaak AWB 22/2206.
16.Onder andere de verklaringen van psycholoog [naam 9] van 11 januari 2021, de verwijsbrief van de huisarts van 29 juni 2021 en de verklaring van psycholoog [naam 10] van 25 maart 2022.
17.Algemene wet bestuursrecht.