ECLI:NL:RBDHA:2023:18277
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake afwijzing visum kort verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 17 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V. Karapetjan, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2023, waarin zijn aanvraag voor een visum werd afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om hem te behandelen alsof hij in het bezit was van een visum, of om de minister te verplichten binnen twee weken een beslissing te nemen op het bezwaar, zodat hij zijn moeder naar Nederland kon begeleiden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de minister binnen vier weken na de uitspraak, uiterlijk op 14 augustus 2023, moet beslissen op het bezwaar van de verzoeker. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 184,- aan de verzoeker te vergoeden en is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 1.674,00. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er een spoedeisend belang is, omdat de verzoeker met zijn moeder naar Nederland wil reizen voor familiebezoek. De medische situatie van de moeder, die problemen heeft met haar zicht, suikerziekte en hartklachten, is in de overwegingen meegenomen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen heeft, en dat de minister, indien hij de afwijzing wil handhaven, eerst een hoorzitting moet houden.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juli 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.