ECLI:NL:RBDHA:2023:18277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.18433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake afwijzing visum kort verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 17 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V. Karapetjan, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2023, waarin zijn aanvraag voor een visum werd afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om hem te behandelen alsof hij in het bezit was van een visum, of om de minister te verplichten binnen twee weken een beslissing te nemen op het bezwaar, zodat hij zijn moeder naar Nederland kon begeleiden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de minister binnen vier weken na de uitspraak, uiterlijk op 14 augustus 2023, moet beslissen op het bezwaar van de verzoeker. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 184,- aan de verzoeker te vergoeden en is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 1.674,00. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er een spoedeisend belang is, omdat de verzoeker met zijn moeder naar Nederland wil reizen voor familiebezoek. De medische situatie van de moeder, die problemen heeft met haar zicht, suikerziekte en hartklachten, is in de overwegingen meegenomen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen heeft, en dat de minister, indien hij de afwijzing wil handhaven, eerst een hoorzitting moet houden.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juli 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18433
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V. Karapetjan),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: R. Mustafa).

Inleiding

1.1.
In het besluit van 13 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een visum voor kort verblijf afgewezen.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt hem te behandelen als ware hij in het bezit van een visum voor kort verblijf, te bepalen dat verweerder zo spoedig mogelijk een visum voor kort verblijf wordt verstrekt of te bepalen dat verweerder binnen twee weken een beslissing dient te nemen op het bezwaar, zodat verzoeker zijn moeder naar Nederland kan begeleiden.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig [referent] , referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe in de zin dat verweerder wordt opgedragen om binnen vier weken na deze uitspraak (uiterlijk 14 augustus 2023) te beslissen op het bezwaar van verzoeker;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674,00.

Overwegingen

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan, omdat verzoeker met zijn moeder naar Nederland wil reizen voor familiebezoek aan zijn zus (referent). Aan moeder is reeds een visum verstrekt voor de periode van 14 juni 2023 tot en met 27 september 2023. Verweerder kan desgevraagd voorts geen datum noemen waarop op het bezwaar zal zijn beslist. Daardoor is het ongewis of verzoeker voor afloop van het visum van de moeder duidelijkheid van verweerder krijgt over zijn aanvraag.
4. De voorzieningenrechter kan geen visum toewijzen, omdat het dossier onvoldoende informatie bevat voor de conclusie dat een visum evident toegewezen moet worden.
5. Referent heeft op de zitting veel medische informatie over moeder gegeven (problemen met haar zicht aan beide ogen, suikerziekte en hartklachten).Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze medische informatie niet met documenten is onderbouwd. Voor de voorzieningenrechter staat op dit moment, mede gelet op de toelichting ter zitting van referent, echter voldoende vast dat moeder vanwege haar medische problemen hulp nodig heeft en dat verzoeker mantelzorger van moeder is. Referent heeft op de zitting ook verteld over het bedrijf van verzoeker in Marokko en de sociale binding met Marokko vanwege de zorg voor moeder als zij weer terug gaat. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Als verweerder in bezwaar zijn beslissing om het visum af te wijzen toch wil handhaven, moet hij eerst een hoorzitting houden. De hoorzitting is immers bedoeld om bij twijfel eventuele onduidelijkheden weg te nemen.
6. Het visum van moeder is geldig tot 27 september 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het bezwaar, zodat verzoeker zes weken vóór het verstrijken van de geldigheid van het visum van moeder duidelijkheid heeft. Als de beslissing negatief is kan verzoeker daartegen beroep instellen en zo nodig wederom een verzoek om een voorlopige voorziening indienen. De voorzieningenrechter legt de beslistermijn van verweerder op vier in plaats van de verzochte twee weken omdat er mogelijk nog een hoorzitting zal plaatsvinden.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,00.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023 door mr. R.H.G. Odink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.