ECLI:NL:RBDHA:2023:18211
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot kinderontvoering
Op 22 september 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was en dat verzoeker niet in staat was om zich adequaat te verdedigen vanwege de afwijzing van een uitstelverzoek. Verzoeker had op 20 september 2023 een verzoek tot uitstel ingediend om een advocaat te vinden, maar dit verzoek werd op 21 september 2023 afgewezen. Verzoeker stelde dat de zaak niet urgent was en dat zijn rechten onder artikel 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werden geschonden.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De kamer concludeerde dat de afwijzing van het uitstelverzoek een procedurele beslissing was en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat een (tussen)beslissing als basis voor wraking wordt gebruikt. Bovendien werd opgemerkt dat de zaak, die betrekking had op een vermeende kinderontvoering, van nature spoedeisend was, wat de afwijzing van het uitstelverzoek kon rechtvaardigen.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek als ongegrond beschouwd en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.