ECLI:NL:RBDHA:2023:18209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
23/6144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake geluidshinder bij trambaanwerkzaamheden

Op 9 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een omwonende van de trambaan bij het Savornin Lohmanplein in Den Haag, een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was gericht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 12 september 2023 een ontheffing voor geluidshinder had verleend voor nachtelijke werkzaamheden aan de trambaan. Verzoeker stelde dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen en dat de werkzaamheden, die 15 nachten zouden duren, een grote verstoring van zijn nachtrust zouden veroorzaken.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat de belangen van de gemeente, die streefde naar een goede doorstroom van het verkeer en een normale dienstregeling voor reizigers, zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker. De rechter merkte op dat de verleende ontheffing niet evident onrechtmatig was en dat de belangenafweging door verweerder voldoende was, ondanks dat er mogelijk ruimte was voor verbetering in de motivering van het besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de werkzaamheden noodzakelijk waren en dat de hinder voor omwonenden zoveel mogelijk was beperkt door voorwaarden in de ontheffing.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. M.H.T. van Bruggen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6144

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van9 oktober 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

mr. [verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Essakkili)

als derde partij heeft deelgenomen HTM personenvervoer N.V.,

(gemachtigde: mr. J.A. Huygen)

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 12 september 2023 heeft verweerder een ontheffing geluidshinder voor nachtelijke werkzaamheden verleent voor het vervangen van een tramspoor voor de locatie Laan van Meerdervoort, tussen het De Savornin Lohmanplein tot de Muurbloemweg.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] en de gemachtigde van de derde partij, [naam 2] en [naam 3] deelgenomen.

Beslissing

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker voert aan dat de afstand van zijn woning tot de trambaan 14 meter bedraagt. De werkzaamheden zullen grotendeels in de nachtelijke uren plaatsvinden, te weten gedurende 15 nachten in de periode tussen 16 oktober en 12 november 2023. Deze werkzaamheden zullen leiden tot een grote verstoring van een normale nachtrust van hem en zijn kinderen. Hij stelt dat verweerder op geen enkele wijze heeft gemotiveerd waarom de inbreuk op zijn nachtrust noodzakelijk is en welke belangen daarmee worden gediend. Ook is geen rekening gehouden met piekgeluiden. Een zorgvuldige belangenafweging heeft niet plaatsgevonden, het besluit is onvoldoende gemotiveerd.
4. Gelet op het door verweerder overgelegde advies van de Omgevingsdienst Haaglanden is niet op voorhand aannemelijk dat de verleende ontheffing evident onrechtmatig is. Hetgeen verzoeker hierover heeft aangevoerd is onvoldoende om, zonder diepgaand onderzoek, te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het advies.
5. De voorzieningenrechter merkt op dat voor zover het bestreden besluit al onvoldoende blijk geeft van een zorgvuldige belangenafweging, dit in de beslissing op bezwaar kan worden hersteld. Verweerder heeft bij de vergunningverlening meer gewicht toegekend aan het algemene belang van een goede doorstroom van het verkeer en een normale dienstregeling voor reizigers. Het doel is om de hinder voor het verkeer en (tram) reizigers zo kort mogelijk te houden. Om dit te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat ook in de nacht wordt doorgewerkt. Daarbij komt dat voor sommige onderdelen, met name het asfalteren, geldt dat er sprake is van noodzakelijk achtereenvolgend werk. Dat soort werk moet in een aaneengesloten periode worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter acht deze uitkomst van de belangenafweging niet onredelijk. Het betreft een beperkte periode en de belangen van de omwonenden zijn meegenomen in de voorwaarden van de ontheffing, die de geluidoverlast met name gedurende de nacht zoveel mogelijk beperken. De omwonenden zijn geïnformeerd en hebben een informatieavond kunnen bijwonen. Van de naar eiser stelt 1000 tot 1500 omwonenden heeft alleen eiser bezwaar gemaakt. Op de zitting heeft HTM verklaard dat zij werkzaamheden die het meeste geluid veroorzaken overdag zullen uitvoeren. De zwaarste overlast valt te verwachten van het asfalteren, deze werkzaamheden duren echter maar twee nachten.
5.1.
Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter toe aan een belangenafweging. Naar zijn voorlopig oordeel dienen de met het bestreden besluit gediende belangen zwaarder te wegen dan de door verzoeker gestelde belangen, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Geen onderdeel van de mondeling uitspraak, maar als voorlichting nog het volgende. Na de zitting heeft verzoeker schriftelijk betoogd dat verweerder moet worden aangemerkt als niet te zijn verschenen. Zijn gemachtigde heeft geen machtiging overgelegd. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder of eiser en/of de procesorde is geschaad met wat S. Essakkili in het procesdossier en op de zitting naar voren heeft gebracht.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.