ECLI:NL:RBDHA:2023:18199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
AWB 23/13675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in Dublinprocedure na verstrijken overdrachtstermijn

Op 22 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, mr. R.J.A. Schaaf, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan Roemenië, die gepland stond voor 23 november 2023. In zijn verzoek vroeg hij om een voorlopige voorziening, omdat de overdrachtstermijn volgens hem was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Roemeense autoriteiten op 12 mei 2023 een claimakkoord hadden afgegeven, wat betekende dat de overdrachtstermijn op 12 november 2023 was verstreken. Hierdoor was er geen grondslag meer voor de overdracht aan Roemenië.

De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en verbood de Staatssecretaris om enige overdrachtshandelingen te verrichten in het kader van de Dublinverordening. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die op € 837,- werden vastgesteld, en moest hij het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

De uitspraak is relevant in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en benadrukt de noodzaak om de wettelijke termijnen in Dublinprocedures te respecteren. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke beslissing genomen die de rechten van verzoeker beschermt tegen onrechtmatige overdracht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13675

proces-verbaal van de mondeling uitspraak van de voorzieningenrechter van

22 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 14 november 2023 heeft verweerder verzoeker medegedeeld voornemens te zijn hem op 23 november 2023 om 9:25 uur over te dragen aan Roemenië.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder om ten aanzien van verzoeker enige overdrachtshandelingen te verrichten in het kader van de Dublinverordening;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-;
- gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft eerder een zogenoemde Dublinprocedure doorlopen. In die procedure had hij een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 21 september 2023 afgewezen. Het enkel indienen van zo’n verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening leidt er niet toe dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort. Bij uitspraken van vandaag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat geoordeeld [1] .
2. In de zaak van verzoeker hebben de Roemeense autoriteiten op 12 mei 2023 een claimakkoord afgegeven. Dat betekent dat verweerder vanaf dat moment zes maanden de tijd heeft gehad om verzoeker over te dragen aan Roemenië. De uiterste overdrachtsdatum was dus 12 november 2023. Dat maakt dat de overdrachtstermijn inmiddels is verstreken. Er bestaat dan geen grondslag meer om verzoeker in het kader van de Dublinverordening over te dragen aan Roemenië.
3. Het aan een besluit gelijk te stellen voornemen om verzoeker aan Roemenië over te dragen is daarmee evident onrechtmatig. Met dat oordeel is het spoedeisende belang bij het treffen van een voorlopige voorziening al gegeven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening daarom toe.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Voor het indienen van het verzoekschrift door de gemachtigde van verzoeker krijgt verzoeker een bedrag van € 837,-, te vergoeden door verweerder. Tevens bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie o.m. ECLI:NL:RVS:2023:4197, r.o. 6.