ECLI:NL:RBDHA:2023:18197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.3224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag en vaststelling van dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. F. Engelbertink en L. el Razouki, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank Den Haag heeft op 28 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.

De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven na de ingebrekestelling op 11 januari 2023. De rechtbank heeft ook een nadere beslistermijn van zestien weken vastgesteld, te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris uiterlijk binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.3224
V-nummers: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] , eisers

(gemachtigde: mr. F. Engelbertink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. el Razouki).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen
2. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is. De rechtbank gaat daarvan uit. De rechtbank moet zich uitlaten over de gevraagde dwangsommen en een nadere beslistermijn bepalen.
3. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. [2] Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [3]
4. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. Eisers hebben verweerder op
11 januari 2023 in gebreke gesteld. Dit betekent dat verweerder, gelet op artikel 4:17 van de Awb, tot uiterlijk 25 januari 2023 een besluit kon nemen, zonder een dwangsom te verbeuren. Omdat vanaf 26 januari 2023 meer dan 42 dagen als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb zijn verstreken, bedraagt de door verweerder verschuldigde dwangsom het maximale bedrag van € 1.442,-.
5. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van zestien weken. Hij is voornemens om eisers een herstelverzuim te bieden om ontbrekende informatie op te sturen. Afhankelijk van de reactie op het herstelverzuim, zal worden bepaald of nader onderzoek in de vorm van een DNA-onderzoek noodzakelijk is voor het nemen van een besluit.
6. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder extra tijd krijgt voor het nemen van een besluit op de aanvraag. Hoewel verweerder eisers eerder een herstelverzuim termijn kon bieden, vergt een (mogelijk) DNA-onderzoek tijd. Anders dan in voorgaande uitspraken in vergelijkbare zaken zal de rechtbank de nadere beslistermijn berekenen vanaf datum ontvangst van de ingebrekestelling, in dit geval dus vanaf 11 januari 2023. Verweerder wist op dat moment namelijk al dat hij te laat is met het beslissen op de aanvraag, terwijl verweerder ook bekend is met de nadere beslistermijnen die rechtbanken opleggen in dergelijke zaken. De rechtbank acht een termijn van zestien weken redelijk. Omdat deze termijn verstrijkt binnen de nadere termijn van twee weken zoals bedoeld in artikel 8:55d van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op te dragen te beslissen binnen de standaardtermijn van twee weken. [4] Dit betekent dat verweerder zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 7.500,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of verweerder een dwangsom heeft verbeurd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen op de aanvraag een
dwangsom heeft verbeurd van in totaal € 1.442,-;
- draagt verweerder op uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 4:17 van de Awb
3.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb
4.De termijn van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb