ECLI:NL:RBDHA:2023:18195
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit UWV
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D.J. Ladrak, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Het beroep was gericht tegen een besluit van 18 november 2020, dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank ontving het beroepschrift op 21 december 2020 en benoemde deskundigen voor medisch onderzoek. Op 12 oktober 2023 heeft verweerder een gewijzigd besluit genomen, waarbij eiser recht kreeg op een WIA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser trok op 31 oktober 2023 het beroep in en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verweerder inderdaad is tegemoetgekomen aan het beroep van eiser en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe. De kosten worden vastgesteld op € 1.255,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast worden de kosten in bezwaar, tot een bedrag van € 1.194,-, eveneens vergoed. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het griffierecht van € 48,- te vergoeden aan eiser.
De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.