ECLI:NL:RBDHA:2023:18191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.33521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van homoseksuele gerichtheid en risico's bij terugkeer naar Nigeria

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft op 9 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 16 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de identiteit van de eiser niet voldoende is aangetoond en dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft op 8 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij zou ondervinden in Nigeria. De eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen vertoond, met name over zijn ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid en de problemen met de Cultis Fraternity.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33521

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. F.R. Nobel)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 9 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij niet kan terugkeren naar Nigeria, omdat hij wordt gezocht voor het hebben van geslachtsgemeenschap met een andere man. Eiser heeft verklaard dat hier een gevangenisstraf van veertien jaar op staat. Daarnaast heeft eiser verklaard te vrezen voor leden van de Cultis Fraternity, aangezien zij bij de mensensmokkelaar horen en eiser hen geld verschuldigd is.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst 2. Seksuele geaardheid 3. Problemen vanwege seksuele geaardheid 4. Problemen met de Cultis Fraternity.
4.1
De staatssecretaris heeft in het voornemen, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, aangegeven dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond. Voor deze procedure houdt de staatssecretaris de door eiser genoemde persoonsgegevens aan. Daarbij wordt er opgemerkt dat eiser in Duitsland en Italië andere gegevens omtrent de identiteit heeft opgegeven dan de informatie die thans bij de Nederlandse autoriteiten bekend is. De andere elementen heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. Daartoe heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser geen inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en gedachten omtrent zijn seksuele geaardheid. Verder heeft eiser wisselend verklaard over het verkrijgen van de pornofilms. Eiser heeft algemeen verklaard over de daadwerkelijke acceptatie van zijn seksuele geaardheid en hij heeft beperkt inzicht gegeven in de gevoelens die hij kreeg toen hij besefte dat zijn gevoelens voor mannen niet zouden verdwijnen. Ook heeft eiser algemeen verklaard over zijn relatie met [naam 2] en zijn de verklaringen van eiser omtrent het risico dat hij met [naam 2] nam ongerijmd. Eiser heeft verder ongerijmd verklaard over de reden waarom hij in Nederland geen contact heeft gehad met andere lhbti’ers en lhbti-organisaties en daarnaast heeft eiser verklaard dat hij weinig kennis heeft over de situatie voor lhbti’ers in Nigeria en dat eiser alleen van zijn oom heeft vernomen dat er veertien jaar straf staat op homoseksualiteit.
4.2
Ten aanzien van het derde element heeft de staatssecretaris aangegeven dat het ongeloofwaardig is dat eiser homoseksueel is en dat het daarom niet aannemelijk is dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid. Ten aanzien van de verklaring van eiser dat hij en [naam 2] seks hadden toen eiser door de beveiliger werd ontdekt heeft de staatssecretaris aangegeven dat de verklaringen omtrent deze gebeurtenis dermate vaag zijn dat het niet aannemelijk wordt geacht dat deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
4.3
Ten aanzien van het door eiser overgelegde arrestatiebevel heeft de staatssecretaris aangegeven dat uit onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat het document hoogstwaarschijnlijk niet echt is en is het ongerijmd dat het document dateert van 6 juli 2019, terwijl eiser al in 2015 Nigeria heeft verlaten. Bovendien heeft eiser verklaard dat de krant waaruit zou volgen dat hij gezocht wordt in 2017 is gezien wat het helemaal onwaarschijnlijk maakt dat het arrestatiebevel dateert van 6 juli 2019.
4.4
Ook de problemen met de mensensmokkelaar en de Cultis Fraternity worden door de staatssecretaris ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft immers verklaard dat de mensensmokkelaar hem heeft laten gaan toen eiser weigerde om drugs voor hem te verkopen. Hij zou eiser tot dagelijks telefonisch hebben bedreigd, maar dit duurde tot 2017, aangezien eiser toen zijn simkaart heeft weggegooid en nooit meer een bedreiging heeft ontvangen. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over dat de leden van de Cultis Fraternity tot de mensensmokkelaar behoren, heeft eiser ongerijmd verklaard waarom de Cultus Fraternity naar de zus van eiser op zoek zijn en heeft eiser onvoldoende inzicht geboden waarom hij bij terugkeer vreest voor de Cultus Fraternity.
4.5
Ten aanzien van de door eiser gestelde medische klachten, namelijk dat er sprake is van een psychische aandoening, dat eiser niet in staat is om exacte data te benoemen en dat eiser last heeft van toenemende spanning en emoties bij het spreken over beladen gebeurtenissen uit het verleden, heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser niet met medische stukken heeft onderbouwd dat hij thans in behandeling is voor zijn mentale gezondheid. Indien eiser van mening is dat hij uitstel van vertrek moet krijgen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), is het voor hem mogelijk om daartoe aanvraag in te dienen.
5.1
In het bestreden besluit gaat de staatssecretaris in op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De staatssecretaris heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
5.2
Ten aanzien van de stelling van eiser dat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan artikel 64 van de Vw 2000 heeft de staatssecretaris gemotiveerd aangegeven dat daar geen aanleiding voor bestaat.
Gronden van beroep
6.1
Eiser voert in de gronden van beroep eerst aan dat onduidelijk is op welke grond zijn aanvraag is afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank treft deze beroepsgrond, gelet op overweging 5.1, geen doel. Ook de beroepsgrond dat de staatssecretaris niet de relevante elementen heeft benoemd treft geen doel. Daartoe wijst de rechtbank op overweging 4.
7.1
Eiser voert verder aan dat hij in lijn met Werkinstructie 2019/17 zoveel mogelijk zijn best heeft gedaan om zijn authentieke verhaal naar voren te brengen. Gelet op zijn referentiekader kan de staatssecretaris niet meer van hem verwachten. Eiser is vergeetachtig, hij heeft traumatische ervaringen en hij is geen goede prater. De bewustwording en acceptatie van zijn seksuele geaardheid is lang geleden. Ook is eiser analfabeet, kan hij geen data onthouden, is er bij hem sprake van PTSS en heeft hij in het verleden een suïcidepoging ondernomen. Eiser wijst op het patiëntendossier van 25 juli 2023. Eiser is verder niet gewend om over zijn seksualiteit te praten en hij heeft zijn geaardheid in Nederland nog niet geuit.
7.2
De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat uit de informatie van MediFirst is gebleken dat er beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen en/of beslissen op de asielaanvraag van eiser en dat uit de gehoren is gebleken dat met de adviezen van MediFirst rekening is gehouden. Volgens de staatssecretaris laat de enkele stelling van eiser dat hij niet helder kan verklaren met het oog op zijn referentiekader en gelet op het feit dat het lang geleden is, onverlet dat van eiser verwacht mag worden dat hij in staat is om consistent en coherent te verklaren over zijn ervaringen en gevoelens. Het feit dat eiser psychische problemen heeft wil niet zeggen dat hij niet in staat is om zijn gevoelens te uiten danwel om te vertellen over ervaringen. In ieder geval volgt dat niet uit de adviezen van MediFirst.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiser geen aanleiding geeft om te oordelen dat de staatssecretaris zich ten onrechte op voornoemd standpunt heeft gesteld. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en de omstandigheid dat de bewustwording en acceptatie lang is geleden. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat van eiser verwacht mag worden dat hij in staat is om consistent en coherent te verklaren over zijn ervaringen en gevoelens. Het betoog van eiser treft geen doel.
8.1
Eiser bestrijdt dat hij niet heeft verklaard over liefde en zijn gevoelens. Hij heeft niet alleen maar gesproken over seks en uiterlijkheden. Hij was immers verliefd op een jongen en op [naam 2]. Eiser heeft beschreven wat hij leuk vond aan [naam 2] en wat niet. Volgens eiser heeft hij aangegeven welke gevoelens en gedachten hij had toen hij zich realiseerde dat hij homoseksuele gevoelens had. Hij had gevoelens van angst, hij voelde zich schuldig en zich buiten gesloten.
8.2
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser tijdens de gehoren slechts summier en in algemene termen heeft verklaard waar het zijn gevoelens betreft. Eiser blijft steken in termen van seks en lichamelijk genot. Zo antwoordt eiser bijvoorbeeld op de vraag wat hij onder ‘gerichtheid’ verstaat, dat hij geil wordt, dat hij op knappe mannen valt met een lekker kontje, een ‘fine boy’, zonder baard, met kort haar maar niet kaal. Als aan eiser wordt gevraagd wanneer hij zich realiseerde dat hij op mannen valt, stelt eiser dat dit was toen hij gay pornofilms ging kijken en zich dan af ging trekken. Over (andere) gevoelens (dan seksuele gevoelens) heeft eiser het niet. Volgens de staatssecretaris ligt het in de rede dat eiser, naast seksuele gevoelens, toch ook andere gevoelens zou hebben, zoals gevoelens van bezorgdheid, angst, vragen over de gevolgen van zijn geaardheid.
8.3
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens de gehoren op verschillende momenten weliswaar heeft verklaard over zijn gevoelens, maar dat de staatssecretaris hem terecht heeft tegengeworpen dat eiser hierover summier heeft verklaard en dat eiser in algemeenheden is blijven steken. Daarbij komt dat het veel gaat over seks en lichamelijk genot. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eiser vaag blijft als het over zijn gevoelens gaat. De enkele stellingen in het beroepschrift zoals weergegeven in overweging 8.1, zonder deze gevoelens nader toe te lichten, bieden de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft geteld dat eiser slechts summier en in algemene termen heeft verklaard waar het zijn gevoelens betreft.
9.1
Eiser voert verder aan dat hij zich tijdens het nader gehoor niet goed voelde. Hij had stress en geen medicatie meer. Het nader gehoor is vanwege de medische situatie stopgezet. Ten onrechte werpt de staatssecretaris hem de verklaringen tegen over het al dan niet stelen van de pornofilm. Eiser wijst op de correcties en aanvullingen.
9.2
De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de correcties en aanvullingen niet wegnemen dat eiser tijdens de gehoren eerst heeft verklaard dat hij de pornofilm(s) van [naam 2] heeft gepikt danwel heeft gekregen, om later weer te verklaren dat eiser ze zelf op de markt zou hebben gekocht.
9.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het verkrijgen van de pornofilms. Het enkele betoog van eiser dat hij zich tijdens het nader gehoor niet goed voelde en de enkele verwijzing naar de correcties en aanvullingen, zonder aan te geven waarom het feit dat hij zich niet goed voelde tot gevolg zou hebben gehad dat hij wisselend heeft verklaard over het verkrijgen van de pornofilms, bieden de rechtbank geen aanknopingspunt anders te oordelen.
10.1
Eiser voert ook aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij inconsistent heeft verklaard over het moment waarop hij zich bewust werd van zijn seksuele gerichtheid en zijn acceptatie. De bewustwording en acceptatie geschiedde in een tijdsbestek van ongeveer twee à drie jaar. Hij kan geen exacte data geven. Verder voert eiser aan dat hij zijn gerichtheid heeft geaccepteerd nadat hij verliefd was geworden op de eerste jongen. Hij wist toen nog niet dat hij seks kon hebben met een andere man. Dat accepteerde hij pas na het zien van de pornofilm.
10.2
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd aangegeven dat eiser op verschillende momenten inconsistent heeft verklaard over het moment waarop hij zich bewust werd van zijn seksuele gerichtheid en zijn acceptatie. Zo heeft de staatssecretaris aan eiser tegengeworpen dat hij in dit verband telkens verschillende leeftijden heeft genoemd, maar ook dat hij verklaarde dat hij zijn gerichtheid accepteerde na het zien van de videobeelden, terwijl eiser later heeft verklaard dat hij zijn gerichtheid accepteerde na de bezoeken aan de voodoo priester en een pastoor. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser tegengeworpen dat hij eerst heeft verklaard dat het eerste incident met een jongen die hem heeft verklikt bij zijn oom heeft plaatsgevonden toen hij 18 was, terwijl eiser later verklaarde dat hij op dat moment 15 jaar oud was.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals hiervoor is weergeven. De enkele stellingen van eiser dat de bewustwording en acceptatie geschiedde in een tijdsbestek van ongeveer twee à drie jaar en dat hij geen exacte data kan geven, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris hem niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiser eerst heeft verklaard dat hij zijn gerichtheid accepteerde na het zien van de videobeelden, terwijl hij later heeft verklaard dat hij zijn gerichtheid accepteerde na de bezoeken aan de voodoo priester en een pastoor. Ook het betoog van eiser dat hij zijn gerichtheid heeft geaccepteerd nadat hij verliefd was geworden op de eerste jongen en hij later accepteerde dat hij seks kon hebben met een andere man, maakt niet dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser inconsistent heeft verklaard over het bewustwordingsproces.
11.1
Eiser voert vervolgens aan dat hem ten onrechte is tegengeworpen dat hij zich bewust was van de risico’s, maar dat hij desondanks seks had met [naam 2]. Verder ging de ontdekking door de beveiliger zo snel en is het lang geleden dat hij zich niet de details kan herinneren. Ook bestrijdt eiser dat hij algemeen heeft verklaard over zijn relatie met [naam 2].
11.2
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit aangegeven dat het ongerijmd is dat eiser seks heeft met [naam 2] met het raam open in de wetenschap dat daar een beveiliger kan lopen en dat eiser er niet aan heeft gedacht dat het risicovol was terwijl eiser tevens heeft verklaard zich bewust te zijn van de risico’s. De verklaring van eiser later in de zienswijze, dat hij normaal gesproken het raam wel dicht deed maar dat eiser die dag gewoon pech had, dat eiser het vergeten was, acht de staatssecretaris niet verschoonbaar omdat eiser er bij herhaling op heeft gewezen dat homoseksualiteit in zijn land een streng taboe is en strafbaar bovendien met een bedreiging van 14 jaar cel. Daarom durfde eiser niet eens een film te kijken met het geluid aan en de gordijnen open. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment waarop de beveiliger eiser heeft betrapt en heeft hij algemeen verklaard over de relatie met [naam 2]. Overigens weet eiser ook over [naam 2] zelf weinig te vertellen. Zo weet eiser niet hoe lang eiser al voor hem werkte toen hij de pornovideo voor het eerst kreeg danwel pikte. Ook weet eiser niet meer in welk tijdsbestek de relatie met [naam 2] is ontwikkeld, hoe oud [naam 2] was en hoe lang ze een relatie hebben gehad.
11.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op voornoemd standpunt gesteld. Hoewel risicovol gedrag op zichzelf niet hoeft te betekenen dat de verklaringen hieromtrent ongerijmd zijn, heeft de staatssecretaris de verklaringen van eiser op dit punt wel ongerijmd kunnen achten, omdat eiser pas in de zienswijze een verklaring heeft gegeven voor het risicovolle gedrag. De enkele stelling van eiser dat het snel ging en dat het lang geleden is, maken naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft dat eiser tegenstrijdig verklaard heeft over het moment waarop de beveiliger eiser heeft betrapt. Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij niet algemeen heeft verklaard over zijn relatie met [naam 2], wijst de rechtbank naar overweging 8.3. Omdat eiser verder niet heeft bestreden dat hij over [naam 2] zelf weinig kan vertellen, treft het betoog van eiser geen doel.
12.1
Eiser voert verder aan dat hij zijn seksuele gevoelens nog niet kan uiten. Daarom werpt de staatssecretaris hem ten onrechte tegen dat hij geen contact heeft met lhbti organisaties in Nederland. Ook bestrijdt hij dat hij weinig kennis heeft over de lhbti-situatie in Nigeria. Hij wist immers dat het verboden was. Ook uit eigen ervaring weet hij hoe er met lhbti-ers wordt omgegaan in Nigeria. Zijn oom heeft tegen hem gezegd dat hij moest bidden, hij is bij een voodoo priester en een pastoor geweest, hij is door zijn oom mishandeld en hij heeft contact gehad met gelijkgestemden, namelijk met [naam 2].
12.2
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser ongerijmd heeft verklaard omtrent de reden waarom hij in Nederland geen contact heeft gehad met andere lhbti’ers en lhbti-organisaties. De staatssecretaris heeft in het besluit aangegeven dat eiser uit een land komt waar hij nooit uiting heeft kunnen geven aan zijn geaardheid en waar eiser problemen stelt te hebben ondervonden vanwege zijn geaardheid. Dan ligt het volgens de staatssecretaris in de rede dat eiser zich in Nederland oriënteert op de situatie van homoseksuelen en van de organisaties die er zijn op dit gebied. Het is immers niet gezegd dat eiser onmiddellijk in contact zou moeten treden met die organisaties, maar dat eiser zich op geen enkele wijze heeft georiënteerd op de situatie in Nederland is volgens de staatssecretaris ongerijmd. Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser heeft verklaard dat hij weinig kennis heeft over de situatie voor lhbti’ers in Nigeria en dat hij alleen van zijn oom heeft vernomen dat er veertien jaar straf staat op homoseksualiteit.
12.3
De rechtbank volgt ook dit standpunt van de staatssecretaris. Daartoe overweegt de rechtbank dat, hoewel het niet hebben van contact met lhbti-organisaties in Nederland niet met zich brengt dat eiser om die reden niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij homoseksueel is, niet goed voor te stellen is dat eiser in Nederland helemaal geen contact heeft gezocht met andere lhbti’ers en lhbti-organisaties noch zich daarop heeft georiënteerd. Dat eiser zich nog niet kan uiten, maakt dat niet anders. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij weinig kennis heeft over de situatie voor lhbti’ers in Nigeria. Dat wat eiser in dit verband heeft aangevoerd maakt dat niet anders.
13.1
Ten aanzien van het arrestatiebevel voert eiser aan dat de staatssecretaris de verklaring van onderzoek niet heeft overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris dat inmiddels heeft overgelegd. Deze grond behoeft dan ook geen bespreking meer.
14.1
Eiser bestrijdt verder dat de problemen met de Cultis Fraternity ongeloofwaardig zijn. Eiser wijst op een misverstand in de correcties en aanvullingen. De problemen met de Cultis Fraternity zijn in Duitsland ontstaan. Eiser gaat er vanuit dat zijn oom in Nigeria is ontvoerd door dit netwerk omdat eiser het verschuldigde bedrag niet heeft terugbetaald. Eiser wijst op het Algemeen ambtsbericht inzake Nigeria.
14.2
De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser over de problemen met de Cultis Fraternity tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
14.3
De rechtbank overweegt dat eiser met zijn betoog niet inhoudelijk ingaat op de door de staatssecretaris in dit verband genoemde tegenstrijdige verklaringen. Ook gaat eiser niet in op dat wat de staatssecretaris in het voornemen naar voren heeft gebracht zoals weergegeven onder 4.4. De enkele stelling dat sprake is van een misverstand in de correcties en aanvullingen en de verwijzing naar het ambtsbericht bieden de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven in 4.4. Het betoog van eiser slaagt niet.
15.1
Tot slot voert eiser aan dat de staatssecretaris ten onrechte artikel 64 van de Vw 2000 niet van toepassing heeft verklaard. Hij wijst daarbij op het volledige patiëntendossier dat in beroep is overgelegd.
15.2
De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat een kort uittreksel van het patiëntendossier van één pagina met daarin een opsomming van de klachten van betrokkene en huidige en voorgaande medicatie onvoldoende is om toepassing te geven aan artikel 64 van Vw 2000. Slechts bij één gelegenheid is in de vier adviezen van Medifirst gesproken over ‘psychische stoornis”. Dat advies is van 4 oktober 2022, ruim een jaar geleden. Indien eiser een psychische stoornis heeft, had in alle redelijkheid van hem verwacht mogen worden dat hij inmiddels recente medische documenten heeft overgelegd van een arts waarin een diagnose en een behandeltraject staan vermeld. Dat heeft eiser niet gedaan. Er is onvoldoende aanleiding om te doen besluiten een BMA op te starten, aldus de staatssecretaris.
15.3
Volgens paragraaf A3/7.2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), voor zover hier van belang, toetst de IND ambtshalve of een vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. De IND kan bij de ambtshalve toets medische informatie betrekken, die is verkregen tijdens het medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn. De IND neemt ook overige medische omstandigheden mee, die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen. In paragraaf A3/7.2.6 van de Vc 2000 verzoekt de IND bij de beoordeling van de aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw 2000 het BMA om een advies uit te brengen als de IND dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag te beoordelen.
15.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende bewijsmiddelen heeft overgelegd om het BMA om advies te vragen. De enkele omstandigheid dat bij een advies van Medifirst is gesproken over ‘psychische stoornis’ zonder dat medische documenten zijn overgelegd maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Indien eiser meent, gelet op het in beroep overgelegde volledige patiëntendossier, in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek vanwege zijn medische omstandigheden, kan hij daartoe een aanvraag indienen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

Conclusie

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.