ECLI:NL:RBDHA:2023:18190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.33588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens deelname aan demonstraties

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 30 augustus 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege zijn deelname aan pro-Morsi demonstraties in Egypte vreest voor vervolging bij terugkeer. De staatssecretaris heeft de aanvraag op 23 oktober 2023 afgewezen, omdat de politieke activiteiten van de eiser niet als geloofwaardig werden beschouwd.

De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de eiser geen contact heeft gehad met de autoriteiten en dat zijn deelname aan demonstraties niet leidt tot een gegronde vrees voor vervolging.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33588

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 30 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij heeft deelgenomen aan pro-Morsi demonstraties, dat hij in het ziekenhuis geregistreerd staat en hierdoor in de negatieve aandacht is komen te staan van de Egyptische autoriteiten. Eiser vreest bij terugkeer naar Egypte te worden opgepakt vanwege zijn deelname aan demonstraties.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2. Politieke activiteiten en de hieruit voortvloeiende problemen. Het eerste element acht de staatssecretaris geloofwaardig, het tweede element niet.
5.1
De staatssecretaris stelt zich hierover in het voornemen, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, op het standpunt dat geloofwaardig is dat eiser heeft deelgenomen aan
pro-Morsi demonstraties. De staatssecretaris volgt eiser niet dat hij vanwege zijn deelname aan deze demonstraties in het verleden in de negatieve aandacht van de autoriteiten heeft gestaan. Daartoe heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser niet in contact is geweest met de autoriteiten of dat eiser is geregistreerd door de autoriteiten en dat eiser enkel meeliep met demonstraties als ‘gewone demonstrant’ en geen andere politieke activiteiten verrichtte. Ook wordt eiser door de staatssecretaris niet gevolgd in zijn verklaringen dat hij door zijn registratie in het ziekenhuis als pro-Morsi demonstrant bij de autoriteiten bekend is
geworden. Verder heeft eiser geen bewijs aangeleverd dat hij in de negatieve aandacht is komen te staan. Ook gaat de staatssecretaris in op de verklaringen van eiser over de bezoeken van de veiligheidsdienst, dat eiser in 2013 legaal is uit gereisd, dat de broer van eiser probleemloos de militaire dienstplicht heeft uitgevoerd en dat zijn familie ook geen problemen heeft ondervonden.
5.2
De staatssecretaris gaat verder in op de verklaringen van eiser dat hij na zijn vertrek een poos actief is geweest op facebook en dat hij in 2017 is aangehouden door de Jordaanse veiligheidsdiensten.
5.3
Volgens de staatssecretaris heeft eiser geen gegronde vrees voor vervolging. Ook valt eiser niet onder één van de in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) genoemde risicogroepen, omdat de geloofwaardig geachte politieke uitingen niet onder ‘significante kritiek’ vallen. Eiser was een ‘gewone demonstrant’ en had geen specifieke functie of leidende of organiserende rol tijdens de demonstraties. Ook de activiteiten op facebook zijn niet significant. In dit verband wijst de staatssecretaris op pagina 16 van het nader gehoor.
6. In het bestreden besluit gaat de staatssecretaris in op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deelname demonstraties
7.1
Eiser bestrijdt het standpunt van de staatssecretaris dat niet is gebleken dat hij op enig ander moment met de autoriteiten in contact is geweest of door hen is geregistreerd. De relevantie van deze constatering wordt door eiser niet begrepen. Waar het volgens eiser om gaat is dat hij bij een specifieke demonstratie gewond raakte en in het ziekenhuis werd geregistreerd. Daar zijn de problemen met de autoriteiten begonnen, aldus eiser.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser vanwege zijn deelname aan de demonstraties in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan. In zoverre heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser in het verleden niet op enig ander moment in contact is geweest met de autoriteiten of dat eiser is geregistreerd door de autoriteiten. Verder heeft de staatssecretaris ten aanzien van de demonstratie waarbij eiser gewond is geraakt terecht bij de beoordeling betrokken dat eiser in het ziekenhuis weliswaar zijn personalia moest opgeven en dat eiser heeft aangegeven dat de verwonding bij de demonstratie is gebeurd, maar dat eiser in het ziekenhuis geen informatie heeft gegeven over zijn politieke voorkeur of zijn rol bij de demonstratie. Het betoog van eiser dat hij ook om andere redenen bekend kan zijn geworden, namelijk omdat eiser er vanuit gaat dat mensen uit zijn omgeving die zijn opgepakt zijn naam hebben genoemd en of omdat hij een grote baard had, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser zijn betoog enkel op aannames baseert en niet heeft onderbouwd. Dat geldt ook voor het betoog van eiser op de zitting dat uit de wijze waarop hij gewond is geraakt zou kunnen worden afgeleid dat hij pro-Morsi is.
7.3
Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris wijst op openbare informatie waaruit volgt dat er op grote schaal mensen zijn gearresteerd naar aanleiding van de demonstraties. Reeds daaruit volgt volgens eiser dat aannemelijk is dat ook eiser werd gezocht. Ook dit betoog treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris zich niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit openbare informatie weliswaar volgt dat er op grote schaal mensen zijn gearresteerd naar aanleiding van deze demonstraties, maar dat dit niet voor iedereen gold. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat het dan ook aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij door zijn deelname in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Eiser is daar niet in geslaagd.
7.4
Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij heeft verklaard dat zijn familie in 2014 en 2015 door de veiligheidsdienst is bezocht, wijst de rechtbank op dat wat de staatssecretaris hierover heeft aangegeven, namelijk dat eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan, dat eiser in 2013 legaal uit Egypte is gereisd, dat de broer van eiser na het vertrek van eiser probleemloos zijn militaire dienstperiode heeft uitgevoerd en dat eiser heeft verklaard dat zijn familie verder geen contact of problemen met de autoriteiten heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de deze omstandigheden niet volgt dat de autoriteiten daadwerkelijk naar eiser op zoek waren. De staatssecretaris heeft in dit verband ook kunnen wijzen op de omstandigheid dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat hij in de negatieve aandacht is komen te staan. Gelet op het voorgaande treft het enkele betoog van eiser dat zijn familie in 2014 en 2015 door de veiligheidsdienst is bezocht geen doel.
7.5
Het betoog van eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard ten aanzien van de oproepen, volgt de rechtbank evenmin. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij is opgeroepen voor de rechtbank door de veiligheidsdiensten in 2014. Wanneer hier op wordt doorgevraagd, heeft eiser aangegeven dat hij eigenlijk niet is opgeroepen. Ook heeft eiser verklaard dat de veiligheidsdiensten niet vertelden waarom hij werd opgeroepen, terwijl hij later heeft verklaard dat de diensten hebben gezegd: “jullie zoon wordt gezocht door de veiligheidsdienst, omdat hij met de demonstratie meeliep”. Dit strookt weer niet met de verklaringen dat de veiligheidsdiensten hebben gezegd dat eiser bij de moslimbroeders hoort en dat hij tegen het regime is. Gelet op deze verklaringen van eiser heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat deze verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid. Het betoog van eiser dat kan worden vastgesteld dat eiser heeft verklaard over het bezoek van de inlichtingendienst in 2014 (‘moslimbroederschap’) enerzijds en 2015 (‘tegen het regime’) anderzijds en er dus sprake is van twee verschillende momenten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, omdat dit niet afdoet aan eerder genoemde niet eenduidige verklaringen.
Jordanië
8.1
Eiser wijst er verder op dat hij heeft verklaard dat hij in Jordanië negatief door de autoriteiten is benaderd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de staatssecretaris deze verklaring niet bij de beoordeling heeft betrokken. De staatssecretaris heeft immers in het voornemen gemotiveerd aangegeven waarom deze verklaring niet geloofwaardig is. Zo heeft de staatssecretaris ten aanzien van de verklaring van eiser dat hij in 2017 is aangehouden door de Jordaanse veiligheidsdiensten aangegeven dat deze verklaring niet geloofwaardig is omdat niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve aandacht heeft gestaan van de Egyptische autoriteiten. Ook zijn de verklaringen van eiser volgens de staatssecretaris niet inzichtelijk omdat eiser ook heeft verklaard dat de Jordaanse en de Egyptische autoriteiten pas sinds 2018 samenwerken, eiser heeft verklaard dat hij mogelijk pas in 2018 is bevraagd omdat de autoriteiten niet eerder wisten dat hij in het land was terwijl eiser ook heeft verklaard dat hij jaarlijks zijn verblijfsvergunning moest laten stempelen. De staatssecretaris volgt de verklaring van eiser dat op basis van zijn driejarige paspoort kan worden geconcludeerd dat hij wordt gezocht in Egypte evenmin. Gelet op het voorgaande treft het betoog van eiser dat de staatssecretaris ten onrechte enkel heeft aangegeven dat niet geloofwaardig is dat eiser is aangehouden door de Jordaanse veiligheidsdiensten omdat niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve aandacht heeft gestaan van de Egyptische autoriteiten geen doel.
Facebook
9.1
De staatssecretaris heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser op basis van het account op Facebook in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Daartoe stelt de staatssecretaris dat eiser verschillende accounts had, dat die accounts waren gekoppeld aan een veelvoorkomende naam en daaruit dus niet volgt dat het eiser betreft. Verder vindt de staatssecretaris van belang dat het eerste account in 2016 op privé is gezet en vervolgens door Facebook uit de lucht is gehaald. Daaruit volgt niet dat de Egyptische autoriteiten daarachter zaten. Dat kan meerdere redenen hebben gehad. Verder vindt de staatssecretaris van belang dat uit de verklaringen volgt dat eiser geen groot bereik had, dat de familie niks heeft vernomen en dat eiser niet is veroordeeld.
9.2
Eiser bestrijdt het standpunt van de staatssecretaris. Daartoe stelt eiser, onder verwijzing naar zijn verklaringen in het nader gehoor, dat hij heeft verklaard dat het account in eerste instantie openbaar was. Met die omstandigheid heeft de staatssecretaris geen rekening gehouden. Ook heeft eiser verklaard dat hij al negatieve reacties kreeg op dat wat hij schreef voordat het account privé werd, dus ook anderen dan zijn vrienden hebben de ‘negatieve’ berichten gezien en zich hierover negatief geuit. En ook heeft eiser verklaard dat Facebook het account zelf uit de lucht heeft gehaald. De staatssecretaris is dus niet zorgvuldig in zijn beoordeling. Eiser bedoelde dat er veel klachten kwamen over het account en dat dát bij de Egyptische autoriteiten bekend kon zijn geworden en hij daarom ook in de negatieve aandacht stond. Eiser is bovendien met zijn tweede account doorgegaan met het geven van kritiek op de autoriteiten. Dat account is echter ook uit de lucht gehaald. Niet gebleken is dat het tweede account eveneens (later) privé was. Tot slot is relevant dat eiser duidelijk is over het aantal berichten dat hij plaatste. De staatssecretaris lijkt er geen rekening mee te houden dat het niet gaat om slechts enkele berichten in een tijdsbestek van diverse jaren, maar om heel veel verschillende posts. Eiser stelt dat de staatssecretaris geen zorgvuldig besluit kan nemen zonder met het bovenstaande rekening te houden. Dat geldt temeer nu de staatssecretaris erkent dat uit openbare informatie blijkt dat de Egyptische autoriteiten destijds verschillende vormen van censuur oplegden aan internetgebruikers en social media gebruikers.
9.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser met dat wat hij aanvoert niet het standpunt van de staatssecretaris heeft bestreden zoals weergegeven onder 9.1. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op basis van het account op Facebook in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Het enkele betoog van eiser dat hij bedoelde dat er veel klachten kwamen over het account en dat dát bij de Egyptische autoriteiten bekend kon zijn geworden, is onvoldoende voor een ander oordeel. Van een onzorgvuldig genomen besluit is niet gebleken.
Risicogroep
10.1
Ook bestrijdt eiser dat hij niet valt onder een van de in de Vc 2000 genoemde risicogroepen. Uit de openbare bronnen blijkt niet dat enkel personen die een specifieke functie hadden of individueel (of in kleine groepen) demonstreerden in de negatieve aandacht van de autoriteiten stonden. Ook was zijn bijdrage op Facebook niet minimaal.
10.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte politieke uitingen niet onder ‘significante kritiek’ vallen als bedoeld in de Vc 2000, omdat eiser een ‘gewone demonstrant’ was en geen specifieke functie of leidende of organiserende rol had tijdens de demonstraties. De enkele en niet onderbouwde stelling van eiser zoals weergegeven onder 10.1 biedt de rechtbank geen aanknopingspunt voor een ander oordeel. Dat geldt ook voor de enkele stelling van eiser dat zijn bijdrage op Facebook niet minimaal was omdat hij om de twee à drie dagen een bericht plaatste. In dit verband heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de activiteiten van eiser op Facebook niet zijn aan te merken als significante kritiek. Eiser heeft immers zelf verklaard, zie pagina 16 van het nader gehoor, dat eiser in feite alleen op Facebook heeft gezegd dat Sisi loog en dat was het. Verder waren de activiteiten van eiser op Facebook beperkt tot het delen van wat anderen hadden gepost. Omdat eiser verder niet concreet heeft aangegeven welke significante kritiek hij nog meer op Facebook heeft geuit, slaagt ook deze beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.