ECLI:NL:RBDHA:2023:18169
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Kroatië
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker heeft op 28 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor is dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan buiten zitting. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.24759) die betrekking heeft op het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.