In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Malinese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 3 november 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 14 november 2023 was opgeheven, omdat eiser was overgedragen aan de Franse autoriteiten. Hierdoor beperkte de beoordeling zich tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van een concreet aanknopingspunt voor overdracht onder de Dublinverordening en dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte enkele zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende gronden waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser voerde ook aan dat de medische zorg in detentie onvoldoende was, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen niet voldoende waren onderbouwd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen onregelmatigheden waren vastgesteld bij de toepassing van de maatregel van bewaring en dat de digitale handtekening van de maatregel rechtsgeldig was. De uitspraak werd gedaan door rechter H. Remerie, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt.