ECLI:NL:RBDHA:2023:18125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL23.32159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling met Tsjadische nationaliteit en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling met de Tsjadische nationaliteit. Eiser, die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 10 oktober 2023, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 oktober 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig was. Eiser heeft de gronden voor de bewaring niet betwist, en de rechtbank concludeert dat de motivering van de maatregel voldoende is. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Tsjaad was, maar de rechtbank oordeelde dat er vooralsnog voldoende aanknopingspunten zijn voor een mogelijke uitzetting. De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat een lichter middel dan bewaring niet mogelijk was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 oktober 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32159
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. Snoeij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Inleiding

Op 10 oktober 2023 heeft verweerder eiser in vreemdelingenbewaring (hierna: bewaring) gesteld, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Al Ibrahim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Tsjadische nationaliteit en is geboren op [2002].
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Het zicht op uitzetting
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is naar Tsjaad. Verweerder heeft op 19 januari 2023 al een aanvraag voor een laissez-passer (lp) ingediend bij de Tsjadische autoriteiten, en er is nog geen reactie gekomen.
5. De rechtbank oordeelt dat er vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten zijn dat er voor eiser geen zicht op uitzetting is. Eiser is immers op 10 oktober 2023 in bewaring gesteld en verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat hij de regievoerder heeft gemaild dat gerappelleerd moet worden op de lp-aanvraag van 19 januari 2023. Het enkele feit dat nog geen reactie is ontvangen van de Tsjadische autoriteiten, sluit niet uit dat de Tsjadische autoriteiten alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Het lichter middel
6. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Na negen maanden is er nog steeds geen reactie gekomen op de lp- aanvraag. Het vertrek van eiser zal dus niet binnen korte tijd worden geregeld volgens eiser.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Daarbij komt dat eiser in de vertrekgesprekken en in het gehoor voorafgaand aan de bewaring heeft verklaard dat hij niet wil vertrekken naar Tsjaad. Een lichter middel biedt daarom geen garantie dat eiser daadwerkelijk zal vertrekken. Verweerder hoefde in de omstandigheid dat thans nog geen reactie is op de lp-aanvraag is ontvangen geen aanleiding te zien om een lichter middel op te leggen. Een verzwaarde belangenafweging vanwege de duur van de bewaring is hier nog niet aan de orde. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.