In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van de partnertoeslag en de opgelegde boete. Eiser, geboren in 1948, ontving sinds 2013 AOW met partnertoeslag. De Svb heeft vastgesteld dat eiser over de periode van januari 2018 tot en met december 2020 te veel partnertoeslag heeft ontvangen, omdat hij verzuimd had om de inkomsten van zijn partner, die werkzaam was in zijn eenmanszaak, door te geven. De Svb legde een boete op van 50% van het te veel ontvangen bedrag, wat neerkomt op € 3.300,90.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om de inkomsten van zijn partner te melden en vond de boete buitenproportioneel. De rechtbank oordeelde dat eiser redelijkerwijs had moeten weten dat hij de inkomsten van zijn partner moest doorgeven, en dat de Svb terecht de boete had opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de boete, die rekening hield met het feit dat er geen opzet of grove schuld was, niet onevenredig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de verplichting om wijzigingen in de inkomsten tijdig door te geven, cruciaal is voor het recht op AOW en dat de Svb in dit geval correct had gehandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.