Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
De bank stelt zich onherroepelijk garant jegens de crediteur voor de betaling van al hetgeen de crediteur terzake van de vordering van de debiteur te vorderen heeft volgens een van de onder 2 sub a tot en met c of onder 3 aanhef of sub a en b vermelde bewijsstukken zulks met inachtneming van het hierna bepaalde.
De bank verbindt zich op eerste schriftelijk verzoek van de crediteur, onder gelijktijdige overlegging van:
een afschrift van een beslissing van een Nederlandse rechter met betrekking tot de vordering, gewezen in een procedure tussen de crediteur en de debiteur, vergezeld van een verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat dat de wettelijke termijn, voor zover van toepassing, voor verzet, hoger beroep of cassatie is verstreken en dat voor zover hem bekend tegen die beslissing niet binnen die termijn hoger beroep of cassatie is ingesteld, dan wel bij verstekvonnis dat niet binnen zes weken na betekening van dat vonnis aan de bank verzet is gedaan; of
een origineel afschrift van een arbitraal vonnis met betrekking tot de vordering gewezen in een procedure tussen de crediteur en de debiteur; of
een door partijen gewaarmerkt afschrift van een akte, houdende een minnelijke regeling tussen de crediteur en de debiteur met betrekking tot de vordering, aan de crediteur te voldoen het bedrag dat de crediteur schriftelijk verklaart terzake van de vordering opeisbaar van de debiteur te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank niet gehouden is meer te voldoen dan het bedrag dat de crediteur volgens een of meer van de bovenbedoelde bewijsstukken van de debiteur te vorderen heeft. (…)”