ECLI:NL:RBDHA:2023:18089
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op 12 juni 1996, diende op 2 juli 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 juli 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft gesteld dat hij in Gambia als ingenieur werkte en na een incident met een watertank werd gearresteerd en gemarteld. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vluchteling moet worden beschouwd en dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet met objectieve bewijsstukken zijn claims heeft onderbouwd, zoals een arrestatiebevel of documenten die de gestelde vervolging ondersteunen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in de conclusie dat de gestelde arrestatie en ontsnapping ongeloofwaardig zijn, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op schending van zijn mensenrechten bij terugkeer naar Gambia. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.