ECLI:NL:RBDHA:2023:18083
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die als medewerkster in de huishoudelijke zorg werkte, had zich op 30 maart 2020 ziek gemeld en na beëindiging van haar dienstverband ontving zij een Ziektewet-uitkering. Het Uwv heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 16,95% werd vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het Uwv handhaafde zijn besluit.
De rechtbank heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de afwijzing van de WIA-aanvraag op zorgvuldige wijze had onderbouwd met rapporten van verzekeringsartsen. De primaire verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was en dat er geen sprake was van duurzaam geen benutbare mogelijkheden. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van het Uwv voldoende objectief was en dat er geen reden was om aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te twijfelen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering per 28 maart 2022. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.