ECLI:NL:RBDHA:2023:18066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/09/21/129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatieplicht

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van [Schuldenaar], die zich in een wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) bevindt. De bewindvoerder, R. de Geus, had op 28 september 2023 een verzoek ingediend tot tussentijdse beëindiging van de WSNP, omdat [Schuldenaar] volgens hem niet voldeed aan zijn informatieverplichtingen en andere verplichtingen zoals het niet aangaan van nieuwe schulden. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat [Schuldenaar] inderdaad tekort is geschoten in zijn informatieplicht, met name door het niet melden van een vaststellingsovereenkomst met CTSN, waardoor zijn dienstverband was geëindigd. Ondanks deze tekortkomingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de schuldeisers niet benadeeld zijn, aangezien [Schuldenaar] inmiddels weer werk heeft gevonden en zijn verplichtingen kan nakomen. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de WSNP af te wijzen, met de overweging dat [Schuldenaar] zich in de resterende periode van de regeling aan zijn verplichtingen zal houden. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen worden aangevochten door degene die dat volgens de Faillissementswet mag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
vonnis van 23 november 2023
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar]
wonende te [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[Schuldenaar] zit in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De bewindvoerder heeft een verzoek tot tussentijdse beëindiging gedaan. De rechtbank beoordeelt nu of dat verzoek moet worden toegewezen. Als dat gebeurt, wordt de WSNP zonder schone lei beëindigd voor de oorspronkelijke einddatum van die regeling. Dat betekent dat schuldeisers hun vorderingen weer op [Schuldenaar] kunnen verhalen.
De rechtbank zal het verzoek van de bewindvoerder afwijzen. Zij legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.Verloop van de procedure

1.1.
[Schuldenaar] is op 1 december 2021 toegelaten tot de WSNP. Daarbij is, meest recent, mr.drs. J.C.A.T. Frima tot rechter-commissaris benoemd. R. de Geus (Van der Linden C.S.) te Zwijndrecht is tot bewindvoerder benoemd.
1.2.
De gebruikelijke looptijd van drie jaar zal op 1 december 2024 verstrijken.
1.3.
De bewindvoerder heeft op 28 september 2023 een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de regeling gedaan. Volgens de bewindvoerder komt [Schuldenaar] de informatieverplichting, de sollicitatieverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en de afdrachtverplichting niet (voldoende) na. [Schuldenaar] heeft meerdere malen informatie over zijn dienstverband bij CTSN achtergehouden. De directe aanleiding voor dit verzoek tot tussentijdse beëindiging is dat [Schuldenaar] tijdens de vorige zitting niet heeft verteld dat hij met CTSN een vaststellingsovereenkomst was aangegaan waardoor dat dienstverband was geëindigd. Eerder heeft [Schuldenaar] gezegd dat hij fulltime aan de slag zou gaan bij CTSN, maar dat bleek parttime te zijn. Hierdoor is de informatieverplichting zo ernstig geschonden, dat tussentijdse beëindiging van de regeling aangewezen is. Daarnaast ontbreekt de eindafrekening van CTSN, is er een boelachterstand ontstaan van € 962,33 en is er een nieuwe schuld van € 2.000,00 ontstaan aan teruggevorderde opleidingskosten, welke door CTSN verrekend worden met het laatste loon en het vakantiegeld.
1.4.
De bewindvoerder heeft in aanloop naar de zitting de rechtbank bij brief van 27 oktober 2023 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. De informatieverplichting, de sollicitatieverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en ook de afdrachtverplichting zijn nog steeds niet (voldoende) nagekomen. Er is tot en met de maand september 2023 een geschatte boelachterstand van € 1.004,21.
1.5.
Het verzoek is op de zitting van 9 november 2023 behandeld. Op die zitting verschenen:
- [Schuldenaar] ,
- [X], de beschermingsbewindvoerder,
- de heer R. de Geus, de bewindvoerder.

2.De beoordeling

2.1.
Van personen die zijn toegelaten tot de WSNP wordt verwacht dat zij zich maximaal inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Deze verplichtingen bestaan (samengevat) uit:
- het verstrekken van voldoende informatie aan de bewindvoerder,
- de inspanning om fulltime betaald te werken of aantoonbaar te solliciteren naar betaald fulltime werk,
- ervoor zorgen dat er geen nieuwe schulden ontstaan en
- het afdragen van een vastgesteld deel van het inkomen aan de boedel.
2.2.
De rechtbank moet beoordelen of het verwijt dat [Schuldenaar] niet aan (één van) deze verplichtingen voldoet, terecht is en als dat zo is, of dat dan ook moet leiden tot tussentijdse beëindiging van de regeling.
2.3.
De beschermingsbewindvoerder heeft de gebeurtenissen in verband met CTSN ter zitting toegelicht. [schuldenaar] werkte bij aanvang van dat dienstverband inderdaad parttime omdat ook een opleiding moest worden gevolgd. Daarnaast was er (ook) sprake van nachtdiensten en heeft [Schuldenaar] twee jonge kinderen waarvoor ook de nodige zorgtaken bij hem terecht komen. Die combinatie is hem feitelijk teveel geworden. Daardoor is hij een aantal keer te laat op zijn werk verschenen, hetgeen heeft geresulteerd in een voortijdig einde van het dienstverband. Dat [Schuldenaar] hierover niets heeft gezegd ten tijde van de vorige zitting, komt voort uit de angst dat dan direct de schuldsaneringsregeling zou worden beëindigd. Ook de beschermingsbewindvoerder is pas na die zitting over de hiervoor geschetste gang van zaken op de hoogte geraakt. Ondanks deze ongelukkige gang van zaken heeft de boedel hier geen nadeel van ondervonden: het salaris is tot en met september betaald, in oktober had [Schuldenaar] een WW-uitkering en inmiddels is hij weer aan de slag. Opnieuw op Schiphol, nu bij de bagageafhandeling en via een uitzendbureau, zodat hij ook beter rekening kan houden met zijn privé-situatie.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. [Schuldenaar] heeft ten aanzien van het (niet) melden van de vaststellingsovereenkomst bijzonder onhandig geopereerd, en is tekortgeschoten in zijn informatieverplichting richting de bewindvoerder. De uitleg over de gang van zaken in dit verband zoals die ter zitting door de beschermingsbewindvoerder en [Schuldenaar] is gegeven, acht de rechtbank echter voldoende aannemelijk. [Schuldenaar] had de bewindvoerder moeten informeren over zijn ontslag, maar heeft zich ook direct ingezet om ander (fulltime) werk te vinden en is daar ook in geslaagd. Het belang van de schuldeisers is uiteindelijk dus niet geschaad nu [Schuldenaar] maximaal kan voldoen aan de afdracht verplichting. De rechtbank gaat ervan uit dat de resterende periode van de regeling ook aan de overige verplichtingen zal worden voldaan, zodat de regeling alsnog met een schone lei kan worden beëindigd.
2.5.
Bij de behandeling van het verzoek had de rechtbank niet de beschikking over de eindafrekening met CTSN. Voor zover er in verband daarmee een nieuwe schuld is ontstaan vanwege de opleidingskosten, laat de rechtbank het aan de rechter-commissaris om te bepalen in hoeverre die schuld aan [Schuldenaar] moet worden toegerekend. Als in dat verband een (boedel)achterstand is ontstaan, dan kan daarvoor in overleg met de (beschermings)bewindvoerder en de rechter-commissaris een oplossing worden bereikt.
2.6.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om de WSNP tussentijds te beëindigen wordt afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de bewindvoerder tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. R.G.C. Veneman rechter, in samenwerking met R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.