ECLI:NL:RBDHA:2023:18045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/2633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige behandeling van aanvraag omgevingsvergunning door gemeente Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Eiser, wonende aan [adres] in [plaats], wilde zijn voordeur en garagedeur vervangen en had hiervoor een aanvraag ingediend. De gemeente Den Haag, verweerder, had de aanvraag op 29 juni 2021 niet in behandeling genomen, omdat volgens hen niet alle benodigde gegevens waren aangeleverd. Eiser had echter een foto, een impressie en een offerte ingediend, maar verweerder eiste een uitgebreide lijst van aanvullende stukken die volgens de rechtbank niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat het besluit van verweerder om de aanvraag niet te behandelen in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door eiser te vragen om een standaardlijst van stukken zonder duidelijk te maken welke specifiek nodig waren. Dit leidde tot onduidelijkheid en onnodige kosten voor eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank concludeert dat de onzorgvuldige handelswijze van verweerder heeft geleid tot een procedure die mogelijk niet nodig was geweest als de communicatie duidelijker was geweest. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Veldman).

De uitspraak

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
De rechtbank heeft dit beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.1.
De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat het besluit van verweerder om de aanvraag niet te behandelen is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat betekent dat het besluit onzorgvuldig is genomen en dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank legt in de rest van de uitspraak uit waar de zaak over gaat en waarom eiser gelijk krijgt. Verweerder zal opnieuw naar de aanvraag moeten kijken en daar een nieuw besluit over moeten nemen.

Inleiding

2. Eiser woont aan de [adres] in [plaats]. Hij wil de voordeur en de garagedeur van zijn woning vervangen. Hij heeft aan verweerder gevraagd of hij hiervoor een omgevingsvergunning nodig heeft. Verweerder heeft tegen eiser gezegd dat die inderdaad nodig is. Dat komt omdat de gevel aan de voorkant van de woning wordt veranderd en dat is niet toegestaan zonder een omgevingsvergunning.
2.1.
Eiser heeft vervolgens een aanvraag gedaan om de omgevingsvergunning te verlenen. Hij heeft beschreven wat hij wil gaan doen, een foto bijgevoegd van de garagedeur die hij wil plaatsen en een fotorealistische impressie gegeven van hoe zijn woning eruit zal komen te zien met de nieuwe garagedeur. Ten slotte heeft hij een offerte gegeven van het bedrijf dat de garagedeur zal vervangen.
2.2.
Verweerder heeft op 29 juni 2021 een besluit genomen om de aanvraag van eiser niet te behandelen. Volgens verweerder bevat de aanvraag van eiser niet genoeg gegevens om te kunnen beoordelen of de vergunning kan worden verleend. Verweerder schrijft dat de volgende stukken nog nodig zijn:
“1. Situatietekening van het gehele perceel (schaal 1:1000-met noordpijl-);
2. Doorsnedetekening (schaal 1:100) dwars op de gevel van de bestaande en de nieuwe toestand met daarin getekend:
-De hoogtemaatvoering van de kozijnen en/of gevelwijzigingen ten opzichte van de bovenkant begane grondvloer en het aansluitend terrein (maaiveld);
-De hoogtemaatvoering van de overige vloerpeilen en borstweringen ten opzichte van de bovenkant begane grondvloer en het aansluitend terrein (maaiveld);
-De bouwhoogte van het gebouw en de belendende bebouwing op de aangrenzende buurpercelen;
3. Geveltekeningen van de bestaande en nieuwe toestand (schaal 1:100), inclusief een deel van de belendende gevels, waaruit blijkt hoe het gebouw in de directe omgeving past en waarop zijn aangegeven:
-De draairichting van de ramen en deuren en plaats van de ventilatieroosters;
-De toegepaste materialen en daarbij behorende materiaalafwerking en kleuren;
4. Detailtekeningen (verticaal en horizontaal schaal 1:5 of 1:10) van de bestaande en de nieuwe toestand. Op de tekeningen is aangegeven:
-De thermische isolatie (U-waarde) van de beglazing. Voor de nieuwe beglazing moet dit minimaal gelijk zijn aan de isolatie van de bestaande beglazing;
-De ventilatievoorzieningen;
-Bij geluid belaste gevels (vaak bij gevels aan een doorgaande weg en/of weg met tram) aangeven dat minimaal hetzelfde voorzieningenniveau (bv dubbel glas, suskast, kierdichting) aanwezig is als het bestaande gebouw;
5. Brandoverslagberekening (indien er borstweringen aanwezig zijn die kleiner zijn dan 1m) of kozijnopeningen gelegen op minder dan 2,5 m vanaf het hart van de weg of de perceelsgrens.
6. Constructieberekening(en) en tekening(en) van de lateibalk(en) en eventuele overige benodigde constructies bij vergroting van de gevelopening. Veelal zijn (archief-)gegevens van de plattegronden en de bestaande fundering nodig. Als u alleen de hoofdopzet van de constructie aanlevert, dan kunt u schriftelijk verklaren dat de constructieve berekeningen en tekeningen later zullen volgen.
-Een staalconstructie welke in de buitengevel wordt geplaatst dient thermisch verzinkt te zijn. Dit dient te worden aangegeven op de tekening(en);
-Indien het een legalisatie betreft, dan moeten alle constructieve gegevens direct worden aangeleverd.
7. Foto(‘s) van de bestaande gevel(s) en de omliggende bebouwing, eventueel foto’s van vergelijkbare kozijn en/of gevelwijziging(en) binnen dezelfde architectuureenheid.”
2.3.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is voorgelegd aan de Adviescommissie bezwaarschriften. Die adviescommissie begreep niet waarom verweerder al die stukken nodig heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen. De voorgevel wordt niet bouwkundig of constructief veranderd. Het gaat alleen om een ander uiterlijk. Verweerder had eiser bovendien de kans moeten geven om zijn aanvraag aan te vullen.
2.4.
Verweerder heeft vervolgens op 20 december 2021 een e-mail naar eiser gestuurd, waarin staat dat er toch nog aanvullende stukken nodig zijn. In deze e-mail vraagt verweerder om de volgende stukken:
“1. Situatietekening van het gehele perceel (schaal 1:1000-met noordpijl-);
2. Doorsnedetekening (schaal 1:100) dwars op de gevel van de bestaande en de nieuwe toestand met daarin getekend:
-De hoogtemaatvoering van de kozijnen en/of gevelwijzigingen ten opzichte van de bovenkant begane grondvloer en het aansluitend terrein (maaiveld);
-De hoogtemaatvoering van de overige vloerpeilen en borstweringen ten opzichte van de bovenkant begane grondvloer en het aansluitend terrein (maaiveld);
-De bouwhoogte van het gebouw en de belendende bebouwing op de aangrenzende buurpercelen;
3. Geveltekeningen van de bestaande en nieuwe toestand (schaal 1:100), inclusief een deel van de belendende gevels, waaruit blijkt hoe het gebouw in de directe omgeving past en waarop zijn aangegeven:
-De draairichting van de ramen en deuren en plaats van de ventilatieroosters;
-De toegepaste materialen en daarbij behorende materiaalafwerking en kleuren;
4. Detailtekeningen (verticaal en horizontaal schaal 1:5 of 1:10) van de bestaande en de nieuwe toestand. Op de tekeningen is aangegeven:
-De thermische isolatie (U-waarde) van de beglazing. Voor de nieuwe beglazing moet dit minimaal gelijk zijn aan de isolatie van de bestaande beglazing;
-De ventilatievoorzieningen;
-Bij geluid belaste gevels (vaak bij gevels aan een doorgaande weg en/of weg met tram) aangeven dat minimaal hetzelfde voorzieningenniveau (bv dubbel glas, suskast, kierdichting) aanwezig is als het bestaande gebouw;”
2.5.
Eiser heeft deze stukken niet ingeleverd. Verweerder heeft daarop besloten dat het bezwaar van eiser ongegrond is en dat de aanvraag nog steeds niet in behandeling wordt genomen.

Het beroep van eiser

3. Eiser vindt dat verweerder zijn aanvraag wel had moeten behandelen. Hij begrijpt niet waarom de gevraagde stukken nodig zijn. De garagedeuren zijn standaardproducten en de nieuwe garagedeur is even groot als de oude garagedeur. Er hoeft daarom niks te worden veranderd aan de rest van de voorgevel. Volgens eiser kan met de foto, de impressie van de nieuwe situatie en de offerte van het bedrijf worden beoordeeld of de omgevingsvergunning kan worden verleend.
3.1.
Eiser had in zijn beroepschrift ook aangevoerd dat verweerder aan hem een dwangsom moet betalen, maar dat heeft eiser ondertussen met verweerder al afgehandeld. Dit deel van het beroep heeft eiser daarom op de zitting ingetrokken.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank geeft eiser gelijk. Het gaat in dit geval om een betrekkelijk klein bouwplan, namelijk het vervangen van een oude garagedeur en een oude voordeur door een nieuwe garagedeur en nieuwe voordeur van hetzelfde formaat. De rechtbank begrijpt niet waarom het nodig is om daarvoor zo’n lijst van stukken en gegevens van eiser te vragen. Verweerder heeft op de zitting gezegd dat het niet zo is dat eiser alle gevraagde stukken had moeten geven. Volgens verweerder gaat het om een standaardlijst van stukken die altijd wordt opgestuurd. Eiser moest zelf bedenken welke stukken van de lijst in zijn geval nodig zijn. Dit was voor de rechtbank en voor eiser niet duidelijk. In het besluit van 29 juni 2021 en in de e-mail 20 december 2021 staat dit ook niet. Het lijkt juist de bedoeling dat alle stukken worden ingeleverd. Op de zitting bij de rechtbank heeft verweerder ook niet duidelijk kunnen maken welke stukken van de standaardlijst eiser wel en welke stukken eiser niet had moeten geven.
5. De rechtbank vindt dat verweerder op deze manier niet zorgvuldig is geweest. Ten eerste is de communicatie van verweerder naar eiser onduidelijk, omdat het niet duidelijk kon zijn dat eiser niet alle stukken hoefde te geven. Ten tweede vindt de rechtbank dat verweerder alleen mag vragen om extra stukken die ook echt nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Verweerder mag niet vragen om stukken die niet nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. In artikel 4:2, tweede lid, van de Awb staat immers dat een aanvrager van een vergunning alleen de gegevens en bescheiden moet geven die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn. De rechtbank vindt het de taak van verweerder om te bedenken welke stukken nog ontbreken voor de beoordeling en alleen om die stukken te vragen bij eiser. Van eiser kan niet worden verwacht dat hij zelf bedenkt welke stukken van de standaardlijst in zijn geval nog nodig zijn.
6. Deze onzorgvuldige handelswijze van verweerder heeft ertoe geleid dat eiser een procedure bij de rechtbank moest voeren. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij best extra informatie over de deuren had willen geven als dat nodig was voor de beoordeling van de aanvraag. Als verweerder hem duidelijk had gemaakt welke stukken echt nodig waren, dan was deze procedure misschien niet nodig geweest. Door te vragen om zo’n grote standaardlijst aan stukken, raakt ondergesneeuwd welke stukken echt nodig zijn. Bovendien ontstaat het risico dat verweerder eiser op extra kosten jaagt om stukken te laten opstellen die helemaal niet nodig zijn. Dat dit risico echt bestaat, blijkt ook uit het besluit van 29 juni 2021. Daarin geeft verweerder aan eiser het advies om een deskundige in te schakelen, zoals een bouwkundige, een bouwkundig tekenaar of een architect.

Conclusie en gevolgen

7. Kortom, verweerder heeft niet zorgvuldig gehandeld door de aanvraag van eiser op deze manier niet in behandeling te nemen. Het beroep van eiser is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank bepaalt dat verweerder opnieuw moet beslissen op bezwaar. Hierbij moet hij kijken naar welke stukken echt nodig zijn en alleen deze stukken opvragen bij eiser.
7.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Die kosten bestaan uit de reiskosten van € 4,31 die eiser heeft moeten maken om naar de zitting te komen. Verweerder moet die vergoeding betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 4,31,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.