ECLI:NL:RBDHA:2023:18040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.29167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somaliër met terugkeer naar Mogadishu

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somalische man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 17 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 7 september 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst vanwege problemen met het transport van eiser. Uiteindelijk is het onderzoek op 8 november 2023 voortgezet.

Eiser, die in 2008 naar Nederland is gekomen, vreest bij terugkeer naar Somalië voor discriminatie en geweld van Al-Shabaab. Hij stelt dat hij door zijn lange verblijf in Europa niet in staat zal zijn om zich aan te passen aan de situatie in Somalië, waar hij geen netwerk heeft en de taal niet machtig is. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft deze conclusie van de staatssecretaris onderschreven, waarbij zij opmerkt dat de algemene situatie in Mogadishu niet voldoende is om aan te nemen dat eiser in gevaar is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en moet Nederland verlaten. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29167

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 17 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 7 september 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens heeft hij bepaald dat het op 25 augustus 2023 opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod (voor de duur van 10 jaar) van kracht blijven.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Omdat het verzoek van de rechtbank om eiser naar de rechtbank te vervoeren om onduidelijke redenen bleek te zijn geannuleerd, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst. Ook de zitting van 18 oktober 2023 is in verband met de annulering van het transport van eiser vanuit de PI Ter Apel naar de rechtbank niet doorgegaan. Het onderzoek ter zitting is op 8 november 2023 voortgezet. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 8 november 2023.

Voorgeschiedenis

2. Eiser is samen met zijn moeder in november 2008 naar Nederland gereisd en hij is, net als zijn moeder, met ingang van 19 januari 2009 in het bezit gesteld van een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en
onder d, van de Vw 2000 [1] (oud). Bij beschikking van 26 mei 2014 is de aanvraag van eiser
voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ingewilligd met ingang van 19 januari 2014.
3. Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft de staatssecretaris eisers verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 28 januari 2018, omdat eiser door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant is veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, wegens het plegen van meerdere misdrijven. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ambtshalve aan eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 3.6b, aanhef en onder c, van het Vb 2000 [2] . In het besluit is verder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar, gerekend vanaf de datum dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 11 november 2021 [3] , is het beroep van eiser tegen dit besluit niet ontvankelijk verklaard en heeft de rechtbank ambtshalve geoordeeld dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM [4] (Bahaddar-exceptie).
4. Op 17 april 2023 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser van 17 april 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft Somalië op jonge leeftijd samen met zijn moeder verlaten. Persoonlijk heeft eiser geen problemen ondervonden, maar hij vreest bij terugkeer voor discriminatie en voor Al Shabaab. Eiser vreest voor Al Shabaab, omdat zij Europeanen, maar ook hem vanwege zijn lange verblijf in Europa, als vijand en ongelovige zullen aanmerken.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst; en
algemene situatie vanwege Al-Shabaab.
De staatssecretaris acht deze relevante elementen geloofwaardig. Volgens de staatsecretaris heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM. In dit verband heeft de staatsecretaris verwezen naar het ambtsbericht [5] waaruit volgens de staatssecretaris volgt dat terugkeerders in het algemeen geen gevaar lopen en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval anders is. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag terecht is afgewezen.
Loopt eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM?
9. Eiser stelt – samengevat en zakelijk weergegeven – dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. In dit verband heeft hij er op gewezen dat hij het grootste deel van zijn leven in Europa heeft gewoond, geen vangnet van familie of vrienden heeft in Somalië, de taal niet machtig is en dat hij daardoor niet in zijn levensonderhoud zal kunnen voorzien. Verweerder heeft al deze omstandigheden onvoldoende bij zijn beoordeling betrokken, aldus eiser. Verder voert eiser aan dat hij zodanig verwesterd is dat hij bij terugkeer naar Somalië zal opvallen en dat hij om die reden gevaar loopt van de zijde van Al-Shabaab, omdat deze organisatie terugkeerders vanuit het westen als ongelovigen beschouwd.
9.1.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft geteld dat de algemene situatie in Mogadishu slecht is, maar dat die omstandigheid op zichzelf onvoldoende zwaarwegend is om aan te nemen dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Dit betekent dat eiser aannemelijk moet maken dat hij bij terugkeer naar Somalië op grond van zijn persoonlijke feiten en omstandigheden een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Eiser stelt als gevolg van zijn jarenlange verblijf in Europa dusdanig verwesterd te zijn dat hij bij terugkeer te maken zal krijgen met discriminatie en uitsluiting en dat hij vreest voor Al-Shabaab. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser daarin niet is geslaagd. In dit verband heeft de staatsecretaris in de eerste plaats terecht overwogen dat eiser niet behoort tot één van de risicogroepen genoemd in de Vc 2000 [6] . Verder heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat uit ambtsbericht volgt dat Mogadishu relatief veilig is en dat Al-Shabaab daar niet de macht heeft. Uit het ambtsbericht [7] blijkt verder dat het risico dat terugkeerders in Somalië lopen sterk samenhangt met de individuele omstandigheden en hun netwerk. In dit verband heeft de staatsecretaris niet ten onrechte meegewogen dat eiser een volwassen man is die tot de Hawiye behoort en dat dit de dominante clan van Mogadishu en omstreken is. Verder stelt de staatsecretaris niet ten onrechte dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich, eventueel met financiële steun van zijn familie in Nederland staande zal kunnen houden in Mogadishu. Dat eiser hiertoe niet in staat zou zijn, omdat hij de taal niet machtig is en geen netwerk zou hebben, heeft verweerder niet hoeven volgen. In dit verband heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard de Somalische tolk goed te kunnen verstaan en begrijpen en dat eiser in Nederland is opgegroeid bij Somalische (opvang)ouders en dat Somalisch zijn moedertaal is. Dat eiser (inmiddels) wellicht makkelijker communiceert in het Nederlands en om die reden het gehoor in het Nederlands is voortgezet, doet er niet aan af dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat ervanuit gegaan kan worden dat eiser het Somalische voldoende machtig is om zich staande te houden in Somalië. Dat eiser daartoe niet in staat zou zijn en bij terugkeer naar Mogadishu in een situatie terecht zal komen van verregaande materiele deprivatie, zoals namens hem is gesteld, volgt de rechtbank daarom niet. De beroepsgrond slaagt niet.
9.1.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat het enkele lange verblijf van eiser in het westen onvoldoende is om alleen daarom af te zien van een vertrekplicht. Verder heeft verweerder eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat eiser zodanig is verwesterd dat hij zich niet meer zou kunnen aanpassen. Hierbij heeft de staatssecretaris niet ten onrechte betrokken dat eiser in Nederland – afgezien van zijn periode die hij in detentie heeft doorgebracht – is opgegroeid in Somalische (opvang)gezinnen en dus verondersteld mag worden dat hij bekend is met de Somalische gebruiken.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij Nederland moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Vreemdelingenbesluit 2000
3.NL20.22236
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023, p76
6.Landgebonden beleid, C7/30 van de Vreemdelingencirculaire 2000
7.Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023, p 76