ECLI:NL:RBDHA:2023:18026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.36258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Oostenrijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling wiens asielaanvraag niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 24 oktober 2023 besloten dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, dat bekend is onder zaaknummer NL23.33849. Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij op 20 november 2023 aan Oostenrijk zou worden overgedragen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter overweegt dat het belangrijk is dat een vreemdeling in persoon aanwezig kan zijn bij de behandeling van zijn beroep tegen een overdrachtsbesluit. Tijdens de zitting op 17 november 2023 bleek dat verzoeker een tolk nodig had, maar deze was niet beschikbaar, waardoor de behandeling van het beroep is aangehouden.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoeker om zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker op korte termijn over te dragen aan Oostenrijk. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, en wordt bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36258

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer NL23.33849.
Verzoeker heeft op 17 november 2023, voorafgaand aan de zitting over het beroep, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting op het verzoek om voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2. Verzoeker heeft een kennisgeving van Dienst Terugkeer en Vertrek van 10 november 2023 overgelegd waaruit blijkt dat hij op 20 november 2023 aan Oostenrijk zal worden overgedragen. Verzoeker heeft een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Oostenrijk voordat zijn beroep is behandeld.
3. Het is een belangrijk recht van een vreemdeling om in persoon aanwezig te kunnen zijn bij de behandeling van het beroep tegen een overdrachtsbesluit en daar het woord te kunnen voeren. Verzoeker heeft op de zitting van 17 november 2023 ook toegelicht dat hij zijn beroep persoonlijk wenst toe te lichten. Ter zitting is gebleken dat daarvoor de bijstand van een tolk nodig is. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 17 november 2023 aangehouden omdat geen tolk Arabisch-Irakees of Arabisch-Syrisch beschikbaar was.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om zijn beroep in Nederland te mogen afwachten groter is dan het belang van verweerder om verzoeker op korte termijn te kunnen overdragen aan Oostenrijk. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837,00, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00 (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.