Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
(…) Wij zijn bij het balkon van huisnummer [nr.X] gaan schuren, dit was met de hand. Omstreeks half vier kwam de bewoner, die ik al eerder gezien had, naar buiten en wilde direct mijn collega, genaamd [naam 2] , gaan slaan. (…) [naam 2] liep weg over de steiger maar de man ging er toch nog een tijdje achteraan. Ik hield het in de gaten en zei toen tegen de man “meneer wilt u even rustig doen”. Hierop draaide de man zich om naar mij. Hij zag er agressief uit, ik zag dit aan zijn ogen, hij schreeuwde een aantal woorden die ik niet verstaan heb. Ik hoorde de man zeggen “wacht maar jij”. Ik zag dat de man zich omdraaide naar de deuropening. Ik zag dat de man iets pakte. De man draaide zich weer naar mij omen begon mij te slaan met een ijzeren stok. Ik kon mijn linkerarm voor mij houden om de klappen af te weren. Hierdoor heeft de man mij alleen van mijn linker schouder tot mijn linker vinger geraakt. Ik heb veel klappen van de man gehad, ik weet niet precies hoeveel. Uit reactie heb ik een hamer gepakt, tegelijkertijd dacht ik “ik moet hem niet raken anders sla ik dadelijk zijn hersens in”. (…)”
(…) Vervolgens kwamen ze een etage naar beneden, mijn etage dus. Ik zag dat ze daar stonden te praten en een sigaretje opstaken. Vanuit de woonkamer had ik de mannen aangesproken om ze te vragen om beneden te gaan praten in de keet. Ik hoorde een man zeggen: “ik versta je niet”. Ik deed de deur open en vroeg aan ze: “ik versta jullie wel en dan verstaan jullie mij niet”. Ik hoorde een klik geluid en dat trok mijn aandacht bij een man, ik keek naar zijn hand. Zijn rechterhand. Ik zag dat hij daar een stanleymes in zijn hand had wat uitgeschoven werd op het moment dat ik het klikgeluid hoorde. Ik hoorde de man tegen mij zeggen: “wat moet jij dan?” Ik zei tegen hem: “wat moet jij dan?”. Ik ben terug gelopen naar binnen. Ik heb een ijzeren pijpje gepakt. En daar kwam ik mee naar buiten. Ik hoorde de man tegen mij zeggen: “Kan je niet met je blote handen, kom maar ff naar beneden”.
Op het moment dat ik mijn schoenen aan ging trekken om naar beneden te gaan zag ik dat er een andere man voor het raam stond. Ik herkende de man als zijnde de uitvoerder. Ik hoorde hem vragen wat er aan de hand was. Ik ben toen naar buiten gelopen en ik heb mijn verhaal verteld over wat er aan de hand was. Plotseling zag ik in mijn ooghoek de man met het stanleymes, waar ik eerder over verklaarde, een beweging maakte met zijn rechterarm naar achter. Ik zag dat hij op mij af kwam en ik kon geen kant op. Ik zei de man dat hij weg moest gaan. Ik zag dat hij zijn linker arm optilde ter verdediging. Ik trok die ijzeren pijp uit mijn broek en gaf hem een paar klappen op zijn onderarm. Ik zag dat hij een hamer in zijn hand had. Ik zag dat hij daarmee een aantal slaande bewegingen maakte mijn richting uit met het doel mij te raken. Ik zag dat de man de hamer liet vallen. Dit was nadat ik hem op zijn arm had geraakt die de hamer vasthield. Op dat moment was voor mij het gevaar geweken, ik sprak de uitvoerder aan die alles had gezien. Ik zei hem: “Luister, dit was noodzaak vanuit mij, jij bent getuige van wat er is gebeurd”. Hij heeft mij aangevallen, ik niet hem. Ik hoorde de uitvoerder zeggen: “Ik heb niets gezien”. Dit terwijl hij voor me stond, de uitvoerder. Ik zag dat de man die mij eerder had aangevallen weer naar voren kwam mijn op. Ik zag dat hij een ijzeren stang in zijn hand had kennelijk om mij weer aan te vallen. Ik zag dat zijn collega’s hem tegen hielden. Op dat moment ben ik naar binnen gegaan mijn woning in. (…)”
(…)