ECLI:NL:RBDHA:2023:1798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
C/09/628944 / HA RK 22-170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster na erkenning door de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster die stelt in het bezit te zijn van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster is geboren op [geboortedatum01] 1997 en is erkend door haar vader, die op het moment van erkenning de Nederlandse nationaliteit bezat. De moeder van verzoekster heeft de Turkse nationaliteit en was nooit gehuwd met de vader. De IND heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster niet aan de vereisten voor verkrijging van het Nederlanderschap heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning door de vader niet voldoende was om het Nederlanderschap te verkrijgen, omdat de vader zijn biologische ouderschap niet binnen de gestelde termijn van een jaar na erkenning heeft aangetoond. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en het Burgerlijk Wetboek (BW) besproken en geconcludeerd dat verzoekster niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en geen veroordeling van de Staat in de proceskosten uitgesproken, aangezien het verzoek niet op de wet gegrond was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 22-170
Zaaknummer: C/09/628944
Datum beschikking: 13 januari 2023

Beschikking op het op 2 mei 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. I. Özkara te Arnhem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen de IND,
zetelende te [plaats01] ,
vertegenwoordigd door: mr. [naam01] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 20 juni 2022 van de IND;
  • de brief van 22 juli 2022 van de zijde van verzoekster;
  • de conclusie van de officier van justitie van 22 augustus 2022.
De rechtbank heeft een mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 16 december 2022. Bij brief van 29 november 2022 heeft mr. Özkara bericht niet op de zitting te verschijnen. Volgens hem zijn de standpunten voldoende over en weer naar voren gebracht. De IND heeft desgevraagd per e-mail van 5 december 2022 bericht dat de zaak duidelijk is en dat er wat de IND betreft geen nadere toelichting nodig is. De rechtbank heeft partijen vervolgens bij e-mail van 9 december 2022 bericht dat de geplande mondelinge behandeling niet door zal gaan en zij heeft medegedeeld dat in beginsel op 13 januari 2022 beschikking zal worden gewezen.

Feiten

  • Verzoekster is geboren op [geboortedatum01] 1997 te [geboorteplaats01] .
  • Op de geboorteakte van verzoekster staat als moeder vermeld [naam02] , geboren op [geboortedatum02] 1973 te [geboorteplaats02] , Bondsrepubliek Duitsland (hierna: de moeder).
  • De moeder van verzoekster heeft de Turkse nationaliteit.
  • Op [datum] 2009 is verzoekster erkend door [naam03] , geboren op [geboortedatum03] 1966 te [geboorteplaats03] , Turkije (hierna: de vader). Verzoekster was toen elf jaar oud.
  • De vader is op [datum01] 1995 in het bezit van de Nederlandse nationaliteit gekomen door naturalisatie.
  • De ouders van verzoekster zijn nooit met elkaar gehuwd geweest.

Verzoek, verweer en conclusie van de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster, een en ander met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Verzoekster stelt dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, omdat haar vader ten tijde van haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek. Volgens de IND heeft verzoekster door de erkenning niet de Nederlandse nationaliteit gekregen, omdat de erkenner niet binnen een jaar na die erkenning zijn biologische ouderschap over verzoekster heeft aangetoond.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Beoordeling

In geschil is of verzoekster in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Uitgangspunt is dat het Nederlanderschap verkregen kan worden op de limitatief in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) gestelde gronden. Zo bepaalt artikel 3 lid 1 RWN dat het kind, waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is, de Nederlandse nationaliteit heeft. Op het moment van geboorte van verzoekster had zij alleen een moeder, die in familierechtelijke betrekking tot haar stond. Deze moeder had en heeft enkel de Turkse nationaliteit zodat verzoekster het Nederlanderschap niet aan haar moeder kon ontlenen.
Verzoekster meent dat zij vanaf haar geboorte het Nederlanderschap heeft verkregen via de vader, omdat hij haar biologische vader is. De rechtbank volgt verzoekster hierin niet. Volgens de wet kan het Nederlanderschap van een kind aan de
vaderontleend worden. Artikel 1:199 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt wie de vader van een kind is. Dat is onder meer de man die het kind heeft erkend. In het geval van verzoekster is [naam03] pas als haar (juridische) vader aan te merken vanaf het moment dat hij haar heeft erkend. Dat hij vanaf de geboorte ook haar biologische vader is, heeft verzoekster wel gesteld, maar dat heeft zij niet aangetoond. Dit mogelijke biologische vaderschap heeft overigens in rechte ook geen gevolg.
Verzoekster is op [datum] 2009 erkend door de vader. De vader was op dat moment in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 4 lid 2, 3 en 4 van de RWN gelden dan de volgende regels:
2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.
3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.
4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische ouderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.
Omdat verzoekster op het moment van erkenning door de vader elf jaar oud was, gold als aanvullende voorwaarde voor het verkrijgen van het Nederlanderschap dat de erkenner zijn biologische ouderschap binnen een jaar na de erkenning moet hebben aangetoond. Dat betekent dat de vader uiterlijk op [datum] 2010 zijn biologische ouderschap had moeten aantonen. In het Besluit DNA-onderzoek vaderschap staan regels over de manier waarop het biologische ouderschap met behulp van DNA kan worden aangetoond. Tot op heden is er echter geen bewijs van zijn biologische ouderschap geleverd.
Omdat niet is gebleken dat de vader van verzoekster binnen de gestelde termijn van een jaar enig bewijs van zijn biologische ouderschap heeft geleverd, is er niet voldaan aan de bepalingen die de RWN stelt aan de verkrijging van het Nederlanderschap door verzoekster via de weg van erkenning. Dat betekent dat het verzoek om vast te stellen dat verzoekster in bezit is van het Nederlanderschap als niet op de wet gegrond zal worden afgewezen.
Proceskosten
Reeds omdat het verzoek wordt afgewezen is voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten geen grond. Dit verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, L. Koper en C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2023.